Bezoek ook onze partner-sites
De RechtenSite.nl JuridischeWoorden.nl JuridischeVacatures.net
Gratis de volledige en complete tekst van Verordening betreffende Gemeenschapsmodellen
Hieronder treft u online de volledige tekst aan van:
De Verordening betreffende Gemeenschapsmodellen
Tekst van de Verordening betreffende Gemeenschapsmodellen
Wilt u graag alle relevante in een overzicht hebben? Bestel dan nu een van de vele wetbundels en beschik direct over alle relevante juridische informatie.
Verordening betreffende Gemeenschapsmodellen - Korte omschrijving: Verordening (EG) nr. 6/200 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen PbEG L 003/1 (05.01.2002)
http://www.ivir.nl/wetten/eu/2002-6VerEG.pdf
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/1
I
(Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)
VERORDENING (EG) Nr. 6/2002 VAN DE RAAD
van 12 december 2001
betreffende Gemeenschapsmodellen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
inzonderheid op artikel 308,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Een uniform stelsel ter verkrijging van Gemeenschapsmodellen
waaraan overal op het grondgebied van de
Gemeenschap dezelfde bescherming met dezelfde rechtsgevolgen
wordt verleend, zal tot de in het Verdrag neergelegde
doelstellingen van de Gemeenschap bijdragen.
(2) Aangezien alleen in de Benelux-landen een eenvormige
wet inzake de bescherming van tekeningen of modellen
geldt, terwijl de modellenbescherming in alle andere
lidstaten op nationale wetgeving berust en telkens tot
het grondgebied van de betrokken lidstaat is beperkt, is
het mogelijk dat in verscheidene lidstaten gelijke
modellen op uiteenlopende wijze en ten behoeve van
verschillende houders worden beschermd. Dit leidt
onvermijdelijk tot geschillen in het handelsverkeer
tussen de lidstaten.
(3) De grote verschillen tussen de wetgevingen van de
lidstaten inzake modellen belemmeren en vervalsen de
mededinging in de Gemeenschap. In vergelijking met de
binnenlandse handel in en de binnenlandse mededinging
tussen voortbrengselen waarin een model is verwerkt,
worden de handel en de mededinging in de Gemeenschap
belemmerd en vervalst door het grote aantal
aanvragen, bevoegde diensten, procedures, wetsbepalingen
en nationaal begrensde uitsluitende rechten
alsmede door de cumulatie van administratieve kosten,
waardoor de uitgaven en te betalen taksen voor de
aanvrager sterk oplopen. Richtlijn 98/71/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998
inzake de rechtsbescherming van modellen (4) brengt de
wetgevingen van de lidstaten inzake modellen nader tot
elkaar en draagt zo bij tot rechtzetting van deze situatie.
(4) De territoriale werking van de modellenbescherming in
de onderscheiden lidstaten kan, ongeacht of hun wetgevingen
al dan niet onderling zijn aangepast, tot gevolg
hebben dat de interne markt bij voortbrengselen waarin
een model is verwerkt dat onder nationale rechtsbepalingen
en diverse rechtssubjecten valt, wordt opgesplitst,
waardoor het vrije verkeer van goederen wordt belemmerd.
(5) Bijgevolg moet een in elke lidstaat rechtstreeks geldend
Gemeenschapsmodel worden ingevoerd, omdat het
slechts op deze wijze mogelijk zal zijn om door middel
van één aanvrage bij het Bureau voor harmonisatie
binnen de interne markt (merken, tekeningen en
modellen) volgens één procedure en krachtens één regeling
één recht op een model te verkrijgen dat in één, alle
lidstaten omvattend gebied geldig is.
(6) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, met
name één recht op een model te verkrijgen dat in één,
alle lidstaten omvattend gebied, geldig is, wegens de
grootschalige gevolgen van de instelling van een
communautair modellenrecht en een terzake bevoegde
gemeenschappelijke modelleninstantie niet voldoende
door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en
derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden
verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het
in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel,
maatregelen nemen. Overeenkomstig het in
hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat
deze verordening niet verder dan nodig is om deze
doelstellingen te verwezenlijken.
(7) Een betere bescherming van industriële vormgeving
bevordert niet alleen de bijdrage van individuele ontwerpers
aan de vooraanstaande rol van de Gemeenschap op
dit gebied, maar moedigt deze ook innovatie, ontwikkeling
van nieuwe voortbrengselen en investering in de
productie ervan aan.
(8) Een toegankelijker, aan de vereisten van de interne markt
aangepaste regeling van modellenbescherming is van
wezenlijk belang voor het bedrijfsleven in de Gemeenschap.
(1) PB C 29 van 31.1.1994, blz. 20 en PB C 248 van 29.8.2000,
blz. 3.
(2) PB C 67 van 1.3.2001, blz. 318.
(3) PB C 110 van 2.5.1995 en PB C 75 van 15.3.2000, blz. 35.
(4) PB L 289 van 28.10.1998, blz. 28.
L 3/2 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
(9) De materiële bepalingen van deze verordening inzake
het modellenrecht moeten worden afgestemd op de
respectieve bepalingen in Richtlijn 98/71/EG.
(10) De technologische innovatie mag niet worden gehinderd
door modelbescherming te bieden aan kenmerken die
uitsluitend door een technische functie worden bepaald.
Hieruit mag niet worden afgeleid dat een model esthetische
waarde moet bezitten. Evenmin mag de interoperabiliteit
van voortbrengselen van verschillend fabrikaat
niet worden gehinderd door de bescherming uit te
breiden tot de vormgeving van mechanische samenvoegingen
of verbindingen. Bijgevolg mag met kenmerken
van een model die om deze redenen van bescherming
worden uitgesloten, geen rekening worden gehouden bij
het beoordelen of andere kenmerken van het model aan
de voorwaarden voor bescherming voldoen.
(11) Voorzieningen voor mechanische samenvoeging of
verbinding bij modulaire voortbrengselen kunnen daarentegen
een belangrijk aspect van het innoverend
karakter van die voortbrengselen en een belangrijk
verkoopargument vormen en moeten bijgevolg voor
bescherming in aanmerking kunnen komen.
(12) Bescherming dient zich niet uit te strekken tot die
onderdelen die bij normaal gebruik van een voortbrengsel
niet zichtbaar zijn, noch tot die kenmerken van
een dergelijk onderdeel die onzichtbaar zijn wanneer dat
onderdeel op zijn plaats is aangebracht, of die op zich
niet aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter
zouden voldoen. Met kenmerken van een model die om
deze redenen van bescherming worden uitgesloten, mag
geen rekening worden gehouden bij het beoordelen of
andere kenmerken van het model aan de vereisten voor
bescherming voldoen.
(13) In het kader van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming
van modellen kon geen volledige harmonisatie
van de wetgevingen van de lidstaten worden bereikt
inzake het gebruik van beschermde modellen voor de
reparatie van een samengesteld voortbrengsel om het de
oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven,
wanneer het model toegepast wordt op of verwerkt is in
een voortbrengsel dat een onderdeel vormt van een
samengesteld voortbrengsel waarvan de uiterlijke
kenmerken bepalend zijn voor het beschermde model.
De Commissie is in het kader van een bemiddelingsprocedure
betreffende deze richtlijn de verplichting aangegaan
om de gevolgen van de bepalingen van de richtlijn,
met name voor de bedrijfstakken die hierbij het meest
betrokken zijn, drie jaar na de uiterste datum voor de
omzetting van de richtlijn te herzien. Onder deze
omstandigheden is het passend om geen bescherming als
Gemeenschapsmodel te verlenen voor een model dat
toegepast wordt op of verwerkt is in een voortbrengsel
dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel
waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn
voor het model en dat gebruikt wordt voor de reparatie
van het samengesteld voortbrengsel om het de
oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven,
totdat de Raad zijn beleid terzake op basis van een
voorstel van de Commissie heeft bepaald.
(14) Het criterium voor de beoordeling van het eigen
karakter van een model moet het duidelijke verschil zijn
tussen de algemene indruk die wordt gewekt bij een
geïnformeerde gebruiker die het model bekijkt, en die
welke bij hem wordt gewekt door het vormgevingserfgoed,
met inachtneming van de aard van het voortbrengsel
waarop het model wordt toegepast of waarin
het is verwerkt en in het bijzonder van de bedrijfstak
waarmee het verbonden is en de mate van vrijheid van
de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.
(15) Een Gemeenschapsmodel dient zoveel mogelijk tegemoet
te komen aan de behoeften van elk van de vele
verschillende bedrijfstakken in de Gemeenschap.
(16) In sommige van deze bedrijfstakken worden grote
aantallen modellen gemaakt voor voortbrengselen met
een vaak korte commerciële levensduur, waarbij een niet
door een teveel aan inschrijvingsformaliteiten
bezwaarlijk gemaakte bescherming een voordeel is en de
beschermingsduur van ondergeschikt belang. Anderzijds
zijn er bedrijfstakken waar aan de voordelen van een
inschrijving belang wordt gehecht wegens de daaraan
verbonden grotere rechtszekerheid en waar een langere,
met de verwachte commerciële levensduur van de
producten overeenstemmende beschermingsduur wordt
verlangd.
(17) Er bestaat behoefte aan twee vormen van bescherming,
namelijk enerzijds bescherming van korte duur door een
niet-ingeschreven model, en anderzijds bescherming van
langere duur door een ingeschreven model.
(18) Een ingeschreven Gemeenschapsmodel vergt dat een
register wordt ingesteld en bijgehouden, waarin alle
aanvragen welke aan bepaalde vormvereisten voldoen en
waaraan een datum van indiening is toegekend, worden
ingeschreven. Om de inschrijvings- en andere formaliteiten
voor de aanvrager tot een minimum te beperken,
moet het inschrijvingsstelsel in principe niet berusten op
een aan de registratie voorafgaand grondig onderzoek
naar het al dan niet voldaan zijn aan de voorwaarden
voor bescherming.
(19) Men zou een Gemeenschapsmodel slechts moeten
kunnen doen gelden indien het model nieuw is en het
een eigen karakter vertoont ten opzichte van andere
modellen.
(20) Het is tevens noodzakelijk de ontwerper of zijn rechtverkrijgende
de gelegenheid te bieden de voortbrengselen
waarin het model is verwerkt, op de markt te testen,
alvorens te beslissen of het wenselijk is het model als
ingeschreven Gemeenschapsmodel te doen beschermen.
Het is derhalve noodzakelijk ervoor te zorgen dat het
binnen een periode van twaalf aan de indiening van de
aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel,
voorafgaande maanden bekendheid geven aan het model
door de ontwerper of zijn rechtverkrijgende, respectievelijk
het op misbruik makende wijze daaraan bekendheid
geven, de beoordeling van de nieuwheid of van het
eigen karakter van het model niet ongunstig beïnvloedt.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/3
(21) Het uitsluitende karakter van het recht dat aan het ingeschreven
Gemeenschapsmodel wordt ontleend, gaat met
grotere rechtszekerheid ervan gepaard. Aan het nietingeschreven
Gemeenschapsmodel dient echter alleen
het recht verbonden te zijn om namaak te beletten. De
bescherming kan zich derhalve niet uitstrekken tot
voortbrengselen waarop modellen zijn toegepast die het
resultaat vormen van een model dat op onafhankelijke
wijze door een andere ontwerper gecreëerd is. Dit recht
moet zich ook uitstrekken tot de handel in voortbrengselen
waarin inbreukmakende modellen zijn
verwerkt.
(22) Het doen naleven van deze rechten dient een zaak van
nationaal recht te zijn en het is derhalve noodzakelijk
dat in een aantal, voor alle lidstaten uniforme, basissancties
wordt voorzien. Deze moeten het mogelijk maken
om, ongeacht de daartoe aangezochte rechterlijke
instantie, de inbreukmakende handelingen te doen
staken.
(23) Een derde die kan aantonen dat hij te goeder trouw een
aanvang heeft gemaakt met, of ernstige voorbereidingen
heeft getroffen tot het gebruik, in de Gemeenschap, van
een model dat binnen de draagwijdte van de aan het
ingeschreven Gemeenschapsmodel verleende bescherming
valt en dat geen namaak van dit model is, kan het
recht verkrijgen dit model op beperkte schaal te exploiteren.
(24) Het is een fundamentele doelstelling dat de procedure
voor het verkrijgen van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
voor de aanvragers zo weinig mogelijk
kosten en moeilijkheden met zich brengt, zodat het
stelsel voor kleine en middelgrote ondernemingen en
voor individuele ontwerpers gemakkelijk toegankelijk is.
(25) Bedrijfstakken waar in korte tijd grote aantallen
modellen met een wellicht korte levensduur worden
geproduceerd, waarvan er uiteindelijk maar enkele in de
handel worden gebracht, zullen baat hebben bij het nietingeschreven
Gemeenschapsmodel. Daarnaast hebben
deze bedrijfstakken behoefte aan een gemakkelijkere
toegang tot het ingeschreven Gemeenschapsmodel. De
mogelijkheid om een aantal modellen in één, meervoudige,
aanvrage samen te voegen, komt dan ook aan deze
behoefte tegemoet. De modellen in een meervoudige
aanvrage kunnen echter onafhankelijk van elkaar
worden behandeld wat de tenuitvoerlegging, licenties,
zakelijke rechten, gedwongen tenuitvoerlegging, insolventieprocedures,
afstand, vernieuwing, overdracht,
opschorting van publicatie en nietigverklaring betreft.
(26) De normale publicatie na inschrijving van een Gemeenschapsmodel
zou in sommige gevallen een commerciële
operatie met betrekking tot het model kunnen doen
mislukken of in gevaar brengen. De mogelijkheid om
gedurende een redelijk tijdvak opschorting van publicatie
te verkrijgen, biedt in zulke gevallen een oplossing.
(27) Wanneer een procedure voor de behandeling van rechtsvorderingen
betreffende de geldigheid van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel op één plek plaatsvindt,
bespaart dat kosten en tijd ten opzichte van procedures
waarbij verschillende nationale rechtbanken zijn
betrokken.
(28) Er moet dus in een aantal waarborgen worden voorzien,
waaronder het recht om bij een kamer van beroep, en in
laatste instantie bij het Hof van Justitie, een beroep in te
stellen. Een dergelijke procedure zou bijdragen tot de
ontwikkeling van een uniforme interpretatie van de
voorwaarden waaraan Gemeenschapsmodellen moeten
voldoen om rechtsgeldig te zijn.
(29) Er dienen dus specifieke regels inzake geschillen betreffende
Gemeenschapsmodellen te worden vastgesteld.
Voorts kan een beperking van het aantal nationale rechterlijke
instanties dat ten aanzien van rechtsvorderingen
wegens inbreuk en rechtsvorderingen tot nietigverklaring
bevoegd is, specialisering bij de rechters bevorderen. De
lidstaten zouden daartoe rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel
moeten oprichten.
(30) Het stelsel voor de behandeling van geschillen moet
„forum shopping” zoveel mogelijk uitsluiten. Daartoe
moeten duidelijke internationale bevoegdheidsregels
worden vastgesteld.
(31) Deze verordening sluit niet uit dat op als Gemeenschapsmodel
beschermde modellen wetgeving inzake de industriële
eigendom of andere relevante wetgeving van de
lidstaten van toepassing is, onder meer die betreffende
door inschrijving verworven modellenbescherming of
betreffende niet-ingeschreven modellen, alsook betreffende
merken, octrooien en gebruiksmodellen, oneerlijke
mededinging en burgerrechtelijke aansprakelijkheid.
(32) Bij gebreke van een volledige harmonisatie van het
auteursrecht is het belangrijk het beginsel vast te leggen
dat de bescherming uit hoofde van het Gemeenschapsmodel
en die uit hoofde van het auteursrecht kunnen
worden gecumuleerd, waarbij het de lidstaten vrijstaat de
omvang van de auteursrechtelijke bescherming en de
voorwaarden waaronder deze wordt verleend, te
bepalen.
(33) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste
maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit
1999/468/EG van 28 juni 1999 tot vaststelling van de
voorwaarden voor de uitoefening van de aan de
Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1),
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Gemeenschapsmodellen
1. Modellen die aan de voorwaarden van deze verordening
voldoen, worden hierna „Gemeenschapsmodellen” genoemd.
(1) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
L 3/4 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
2. Een Gemeenschapsmodel wordt beschermd als een:
a) „niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel”, indien het op de
bij deze verordening bepaalde wijze voor het publiek
beschikbaar is gesteld;
b) „ingeschreven Gemeenschapsmodel”, indien het op de bij
deze verordening bepaalde wijze is ingeschreven.
3. Het Gemeenschapsmodel vormt een eenheid. Het heeft
dezelfde rechtsgevolgen in de gehele Gemeenschap. Inschrijving,
overdracht, afstand, vervallen- of nietigverklaring en
verbod op het gebruik ervan zijn slechts voor de gehele
Gemeenschap mogelijk. Dit beginsel en de implicaties ervan
zijn van toepassing tenzij deze verordening anders bepaalt.
Artikel 2
Bureau
Het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt
(merken, tekeningen en modellen), hierna „het Bureau” te
noemen, dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 40/94 van
20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (1), hierna
de „verordening inzake het Gemeenschapsmerk” te noemen,
voert de taken uit die hem bij deze verordening worden opgelegd.
TITEL II
HET RECHT INZAKE MODELLEN
Afdeling 1
Voorwaarden voor bescherming
Artikel 3
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
a) „model”: de verschijningsvorm van een voortbrengsel of een
deel ervan, die wordt afgeleid uit de kenmerken van met
name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur
en/of de materialen van het voortbrengsel zelf en/of de
versiering ervan;
b) „voortbrengsel”: elk op industriële of ambachtelijke wijze
vervaardigd voorwerp, met inbegrip van onder meer onderdelen
die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel
te worden samengevoegd, verpakkingen, uitvoering,
grafische symbolen en typografische lettertypen, doch
niet computerprogramma's;
c) „samengesteld voortbrengsel”: een voortbrengsel dat bestaat
uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden,
zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar
gezet kan worden.
Artikel 4
Beschermingsvoorwaarden
1. Een model wordt als Gemeenschapsmodel beschermd
voorzover het nieuw is en een eigen karakter heeft.
2. Een model dat is toegepast op of verwerkt in een voortbrengsel
dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel
vormt, wordt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter
te hebben:
a) voorzover het onderdeel, wanneer het in het samengestelde
voortbrengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit
laatste zichtbaar blijft; en
b) voorzover deze zichtbare kenmerken van het onderdeel als
zodanig aan de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen
karakter voldoen.
3. „Normaal gebruik” in de zin van lid 2, onder a), houdt het
gebruik door de eindgebruiker in, met uitzondering van handelingen
in verband met onderhoud, service of reparatie.
Artikel 5
Nieuwheid
1. Een model wordt als nieuw beschouwd, indien geen identiek
model voor het publiek beschikbaar is gesteld:
a) bij een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel, vóór de
datum waarop het model waarvoor bescherming wordt
gevraagd voor het eerst voor het publiek beschikbaar is
gesteld;
b) bij een ingeschreven Gemeenschapsmodel, vóór de datum
van indiening van de aanvrage om inschrijving van het
model waarvoor bescherming wordt gevraagd of, wanneer
aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van
voorrang.
2. Modellen worden geacht identiek te zijn, indien de
kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.
Artikel 6
Eigen karakter
1. Een model wordt geacht een eigen karakter te hebben,
indien de algemene indruk die het bij de geïnformeerde
gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die
gebruiker wordt gewekt door modellen die voor het publiek
beschikbaar zijn gesteld:
a) bij een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel, vóór de
datum waarop het model waarvoor bescherming wordt
aangevraagd voor het eerst voor het publiek beschikbaar is
gesteld;
b) bij een ingeschreven Gemeenschapsmodel, vóór de datum
van indiening van de aanvrage om inschrijving of, wanneer
aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van
voorrang.
2. Bij de beoordeling van het eigen karakter wordt rekening
gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de
ontwikkeling van het model.
(1) PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij
Verordening (EG) nr. 3288/94 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 83).
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/5
Artikel 7
Openbaarmaking
1. Voor de toepassing van de artikelen 5 en 6 wordt een
model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld,
indien dit gepubliceerd is na inschrijving of op andere wijze, of
tentoongesteld, in de handel gebracht of anderszins openbaar
gemaakt is vóór de in artikel 5, onder a) en artikel 6, lid 1,
onder a), genoemde datum of de in artikel 5, onder b), en
artikel 6, lid 1, onder b), genoemde datum, tenzij deze feiten bij
een normale gang van zaken redelijkerwijs niet ter kennis
konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector
die in de Gemeenschap werkzaam zijn. Het model wordt echter
niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, louter
omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde
van geheimhouding aan een derde bekendgemaakt is.
2. Openbaarmaking wordt voor de toepassing van de artikelen
5 en 6 niet in aanmerking genomen, wanneer een model
waarvoor aanspraak op bescherming als ingeschreven Gemeenschapsmodel
wordt gemaakt, voor het publiek beschikbaar is
gesteld:
a) door de ontwerper, zijn rechtverkrijgende of een derde op
basis van door de ontwerper of diens rechtverkrijgende
verstrekte informatie of genomen maatregelen; en
b) gedurende het tijdvak van twaalf maanden voorafgaande
aan de datum van indiening van de aanvrage of, indien
aanspraak wordt gemaakt op voorrang, aan de datum van
voorrang.
3. Lid 2 is eveneens van toepassing wanneer het model ten
gevolge van misbruik jegens de ontwerper of diens rechtverkrijgende
voor het publiek beschikbaar is gesteld.
Artikel 8
Modellen die bepaald zijn door hun technische functie en
modellen van verbindingen
1. Een recht op een Gemeenschapsmodel geldt niet voor de
uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door
de technische functie worden bepaald.
2. Een Gemeenschapsmodel geldt niet voor de uiterlijke
kenmerken van een voortbrengsel die noodzakelijkerwijs in
precies dezelfde vorm en afmetingen gereproduceerd moeten
worden om het voortbrengsel waarin het model verwerkt is of
waarop het toegepast is, mechanisch met een ander voortbrengsel
te kunnen verbinden of om het in, rond of tegen een
ander voortbrengsel te kunnen plaatsen, zodat elk van beide
voortbrengselen zijn functie kan vervullen.
3. In afwijking van lid 2 kan een model dat tot doel heeft
binnen een modulair systeem de meervoudige samenvoeging of
verbinding van onderling verwisselbare voortbrengselen
mogelijk te maken, onder de in de artikelen 5 en 6 gestelde
voorwaarden als Gemeenschapsmodel worden beschermd.
Artikel 9
Met de openbare orde of de goede zeden strijdige
modellen
Een model dat met de openbare orde of goede zeden strijdig is,
is niet vatbaar voor bescherming als Gemeenschapsmodel.
Afdeling 2
Draagw¶dte en duur van de bescherming
Artikel 10
Draagwijdte van de bescherming
1. De door een Gemeenschapsmodel verleende bescherming
omvat elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen
andere algemene indruk wekt.
2. Bij het beoordelen van de draagwijdte van de bescherming
wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van
de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.
Artikel 11
Aanvang en duur van de bescherming van het niet-ingeschreven
Gemeenschapsmodel
1. Een model dat aan de in afdeling 1 vastgestelde voorwaarden
voldoet, wordt gedurende drie jaar met ingang van de
datum waarop het model voor het eerst binnen de Gemeenschap
voor het publiek beschikbaar is gesteld, als niet-ingeschreven
Gemeenschapsmodel beschermd.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt een model geacht
binnen de Gemeenschap voor het publiek beschikbaar te zijn
gesteld, indien het gepubliceerd is, tentoongesteld, in de handel
gebracht of anderszins openbaar gemaakt is, en wel op zodanige
wijze dat deze feiten bij een normale gang van zaken
redelijkerwijs ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden
in de betrokken sector die in de Gemeenschap werkzaam zijn.
Het model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar
te zijn gesteld, louter omdat het onder uitdrukkelijke of
stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde
bekendgemaakt is.
Artikel 12
Aanvang en duur van de bescherming van het ingeschreven
Gemeenschapsmodel
Na inschrijving door het Bureau wordt een model dat aan de in
afdeling 1 gestelde voorwaarden voldoet, gedurende vijf jaar
met ingang van de datum van indiening van de aanvrage als
ingeschreven Gemeenschapsmodel beschermd. De houder van
het recht kan de beschermingsduur telkens met een of meer
tijdvakken van vijf jaar laten verlengen, tot een totale termijn
van 25 jaar vanaf de datum van indiening van de aanvrage.
L 3/6 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
Artikel 13
Vernieuwing
1. De inschrijving van het Gemeenschapsmodel wordt
vernieuwd op verzoek van de houder van het recht of van een
ieder die uitdrukkelijk door hem gemachtigd is, mits de
vernieuwingstaks is betaald.
2. Het Bureau stelt de houder van het recht op het ingeschreven
Gemeenschapsmodel en elke houder van een in het in
artikel 72 bedoelde register van Gemeenschapsmodellen,
hierna: „het register” genoemd, ingeschreven recht op het ingeschreven
Gemeenschapsmodel, tijdig vóór het verstrijken van
de geldigheid van de inschrijving van dat verstrijken in kennis.
Verzuim van kennisgeving valt niet onder de verantwoordelijkheid
van het Bureau.
3. De aanvrage om vernieuwing wordt ingediend en de
vernieuwingstaks betaald binnen zes maanden voor het
verstrijken van de maand waarin de beschermingsperiode
eindigt. De indiening van de aanvrage en de voldoening van de
taksen kunnen nog binnen een extra termijn van zes maanden
na het verstrijken van de in de eerste zin genoemde termijn
geschieden, tegen betaling van een toeslag binnen deze extra
termijn.
4. De vernieuwing werkt vanaf de dag na de datum waarop
de geldigheid van de inschrijving verstrijkt. Zij wordt ingeschreven.
Afdeling 3
Recht op het Gemeenschapsmodel
Artikel 14
Recht op het Gemeenschapsmodel
1. Het recht op het Gemeenschapsmodel komt toe aan de
ontwerper of zijn rechtverkrijgende.
2. Wanneer twee of meer personen gezamenlijk een model
hebben ontwikkeld, komt hun het recht op het Gemeenschapsmodel
gezamenlijk toe.
3. Wanneer evenwel een model door een werknemer in de
uitoefening van zijn functie of volgens de instructies van zijn
werkgever wordt ontwikkeld, komt het recht op het Gemeenschapsmodel
aan de werkgever toe, tenzij bij overeenkomst
anders is bepaald of tenzij de toepasselijke nationale wetgeving
een andersluidende bepaling bevat.
Artikel 15
Vorderingen met betrekking tot de aanspraak op het
Gemeenschapsmodel
1. Wanneer een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel
openbaar wordt gemaakt door of wanneer daarop aanspraak
wordt gemaakt door, of wanneer een ingeschreven Gemeenschapsmodel
is aangevraagd of ingeschreven op naam van een
persoon die uit hoofde van artikel 14 daarop geen recht heeft,
kan de rechthebbende uit hoofde van genoemde bepaling,
onverminderd andere door rechten of maatregelen, vorderen
dat hij als rechtmatig houder van het Gemeenschapsmodel
wordt erkend.
2. Een persoon die samen met anderen recht heeft op een
Gemeenschapsmodel, kan overeenkomstig lid 1 vorderen dat
hij als medehouder daarvan wordt erkend.
3. Rechtsvorderingen uit hoofde van de leden 1 of 2 kunnen
worden ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop een
ingeschreven Gemeenschapsmodel werd gepubliceerd of een
niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel openbaar werd
gemaakt. Deze bepaling is niet van toepassing, indien de
persoon die geen recht heeft op het Gemeenschapsmodel te
kwader trouw was op het ogenblik waarop een dergelijk model
werd aangevraagd of openbaar gemaakt of aan hem werd
overgedragen.
4. In het geval van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
worden de volgende gegevens in het register opgenomen:
a) de vermelding dat overeenkomstig lid 1 een rechtsvordering
is ingesteld;
b) de in kracht van gewijsde gegane beslissing of een andere
beëindiging van de procedure;
c) een verandering in de eigendom van het ingeschreven
Gemeenschapsmodel ten gevolge van de in kracht van
gewijsde gegane beslissing.
Artikel 16
Gevolgen van de rechterlijke uitspraak inzake de
aanspraak op het ingeschreven Gemeenschapsmodel
1. Wanneer ingevolge een rechtsvordering op grond van
artikel 15, lid 1, er zich een volledige verandering in het
houderschap van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
voltrekt, vervallen licenties en andere rechten op het tijdstip
waarop de rechthebbende in het register wordt ingeschreven.
2. Wanneer de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel
of een licentiehouder, alvorens de instelling van een
rechtsvordering op grond van artikel 15, lid 1, in het register is
ingeschreven, het model in de Gemeenschap heeft geëxploiteerd
of daartoe serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen
heeft getroffen, mag hij met deze exploitatie voortgaan, mits hij
binnen de in de uitvoeringsverordening vastgestelde termijn
aan de nieuwe houder, wiens naam in het register is ingeschreven,
om verlening van een niet-uitsluitende licentie
verzoekt. De licentie wordt voor een redelijk tijdvak en tegen
redelijke voorwaarden verleend.
3. Lid 2 is niet van toepassing, indien de houder van het
ingeschreven Gemeenschapsmodel of de licentiehouder te
kwader trouw handelde op het tijdstip waarop hij met het
exploiteren van het model of het treffen van de voorbereidingen
daartoe begon.
Artikel 17
Vermoeden ten gunste van de ingeschreven houder van
het model
De persoon op wiens naam het ingeschreven Gemeenschapsmodel
is ingeschreven of, voorafgaande aan de inschrijving, op
wiens naam de aanvrage werd ingediend, wordt in alle procedures
bij het Bureau en in alle andere procedures geacht rechthebbende
te zijn.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/7
Artikel 18
Recht van de ontwerper om te worden vermeld
De ontwerper heeft evenals de aanvrager of de houder van een
ingeschreven Gemeenschapsmodel het recht bij het Bureau en
in het register als zodanig te worden vermeld. Wanneer het
model in teamverband is ontwikkeld, mag in plaats van de
afzonderlijke ontwerpers het team worden vermeld.
Afdeling 4
Rechtsgevolgen van het Gemeenschapsmodel
Artikel 19
Aan het Gemeenschapsmodel verbonden rechten
1. Een ingeschreven Gemeenschapsmodel verleent aan de
houder ervan het uitsluitende recht om het te gebruiken en om
derden aan wie hij daartoe geen toestemming heeft gegeven, te
beletten het te gebruiken. Onder dit gebruik wordt met name
verstaan het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen,
invoeren, uitvoeren of gebruiken van een voortbrengsel waarin
het model is verwerkt of waarop het is toegepast, alsmede het
voor deze doeleinden in voorraad hebben van dat voortbrengsel.
2. Aan een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is voor
de houder echter alleen het recht verbonden om de in lid 1
genoemde handelingen te beletten, als het aangevochten
gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde
model.
Het aangevochten gebruik wordt niet beschouwd als voortvloeiende
uit het namaken van het beschermde model indien
dit gebruik voortvloeit uit onafhankelijk scheppend werk door
een ontwerper van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen
dat hij het door de rechthebbende openbaar gemaakte model
niet kende.
3. Lid 2 is ook van toepassing op een ingeschreven Gemeenschapsmodel
waarvan de publicatie is opgeschort, zolang de
relevante inschrijvingen in het register en het dossier niet overeenkomstig
artikel 52, lid 4, voor het publiek beschikbaar zijn
gesteld.
Artikel 20
Beperking van de aan het Gemeenschapsmodel verbonden
rechten
1. De rechten op een Gemeenschapsmodel mogen niet
geldend worden gemaakt voor handelingen:
a) in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden;
b) voor experimentele doeleinden;
c) bestaande in de reproductie ter illustratie of voor onderricht,
mits deze handelingen verenigbaar zijn met de eerlijke
handelsgebruiken, zij niet zonder noodzaak afbreuk doen
aan de normale exploitatie van het model en de bron wordt
vermeld.
2. De rechten op een Gemeenschapsmodel mogen evenmin
geldend worden gemaakt voor:
a) de uitrusting van in een derde land geregistreerde vaartuigen
en luchtvaartuigen die zich tijdelijk op het grondgebied van
de Gemeenschap bevinden;
b) de invoer in de Gemeenschap van vervangingsonderdelen en
toebehoren voor de reparatie van dergelijke vervoermiddelen;
c) reparaties aan dergelijke vervoermiddelen.
Artikel 21
Uitputting van rechten
De aan een Gemeenschapsmodel verbonden rechten gelden
niet voor handelingen die betrekking hebben op een voortbrengsel
waarin een als Gemeenschapsmodel beschermd model
is verwerkt of waarop het is toegepast, indien het voortbrengsel
door de houder van het Gemeenschapsmodel, of met diens
toestemming, in de Gemeenschap in de handel is gebracht.
Artikel 22
Recht van voorgebruik met betrekking tot een ingeschreven
Gemeenschapsmodel
1. Iedere derde die kan aantonen dat hij vóór de datum van
de indiening van de aanvrage, of indien aanspraak op voorrang
wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang, te goeder trouw
een aanvang heeft gemaakt met, of serieuze en daadwerkelijke
voorbereidingen heeft getroffen tot het gebruik, in de Gemeenschap,
van een model dat onder de aan het ingeschreven
Gemeenschapsmodel verleende bescherming valt en geen
namaak is van dat Gemeenschapsmodel, kan zich beroepen op
een recht van voorgebruik.
2. Op grond van het recht van voorgebruik kan de derde het
model exploiteren voor de doeleinden waarvoor hij, vóór de
datum van indiening of de datum van voorrang van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel, een aanvang had gemaakt met
of serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen had getroffen tot
het gebruik van dat model.
3. Op grond van het recht van voorgebruik kan niet aan
iemand anders een licentie voor de exploitatie van het model
worden verleend.
4. Indien de betrokken derde een onderneming is, kan het
recht van voorgebruik slechts overgaan samen met de activiteiten
van die onderneming in het kader waarvan het gebruik
plaatsvond of de voorbereidingen werden getroffen.
Artikel 23
Gebruik door de overheid
De bepalingen in de wetgeving van een lidstaat die het gebruik
van nationale modellen door of voor de overheid toestaan
kunnen op Gemeenschapsmodellen worden toegepast, doch
uitsluitend voorzover het gebruik noodzakelijk is voor wezenlijke
defensie- of veiligheidsbehoeften.
L 3/8 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
Afdeling 5
Nietigheid
Artikel 24
Nietigverklaring
1. Een ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt nietig
verklaard op vordering bij het Bureau overeenkomstig de
procedure in de titels VI en VII of door een rechtbank voor het
Gemeenschapsmodel op reconventionele vordering in een
inbreukprocedure.
2. Een Gemeenschapsmodel kan na verval of afstand nietig
worden verklaard.
3. Een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt door
een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel nietig verklaard
op vordering bij die rechtbank of op reconventionele vordering
in een inbreukprocedure.
Artikel 25
Nietigheidsgronden
1. Een Gemeenschapsmodel kan slechts in de volgende
gevallen nietig worden verklaard:
a) het model stemt niet overeen met de omschrijving van
artikel 3, onder a);
b) het beantwoordt niet aan de voorwaarden van de artikelen 4
tot en met 9;
c) de houder van het recht kan krachtens een rechterlijke
beslissing geen aanspraak op het Gemeenschapsmodel
maken uit hoofde van artikel 14;
d) het Gemeenschapsmodel is strijdig met een ouder model dat
na de datum van indiening van de aanvrage of, wanneer
aanspraak op voorrang wordt gemaakt, na de datum van
voorrang voor het publiek beschikbaar is gesteld, en dat
vanaf een aan deze datum voorafgaand tijdstip wordt
beschermd als ingeschreven Gemeenschapsmodel dan wel
door een aanvrage om inschrijving als Gemeenschapsmodel
of door een ingeschreven modelrecht van een lidstaat dan
wel door een aanvrage om een zodanig recht;
e) in een later model wordt van een onderscheidend teken
gebruik gemaakt en het Gemeenschapsrecht of het recht van
de lidstaat dat op dat teken van toepassing is, staat de
houder van het recht op het teken toe dat gebruik te
verbieden;
f) in het model wordt zonder toestemming gebruik gemaakt
van een werk dat in een lidstaat auteursrechtelijk is
beschermd;
g) het model vormt een oneigenlijk gebruik van een van de in
artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs ter bescherming van
de industriële eigendom, hierna „Verdrag van Parijs”
genoemd, genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen
en wapens die niet onder genoemd artikel 6 ter vallen en
die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn.
2. De in lid 1, onder c), vermelde grond kan alleen worden
ingeroepen door degene die uit hoofde van artikel 14
aanspraak kan maken op het Gemeenschapsmodel.
3. De in lid 1, onder d), e) en f), vermelde gronden kunnen
alleen door de aanvrager of de houder van het oudere recht
worden ingeroepen.
4. De in lid 1, onder g), vermelde grond kan alleen door de
belanghebbende worden ingeroepen.
5. De leden 3 en 4 gelden onverminderd de vrijheid van de
lidstaat om te bepalen dat de in lid 1, onder d) en g), vermelde
gronden ook ambtshalve door de bevoegde instantie van die
lidstaat kunnen worden ingeroepen.
6. Een ingeschreven Gemeenschapsmodel dat overeenkomstig
lid 1, onder b), e), f) of g), nietig is verklaard, kan in
gewijzigde vorm worden gehandhaafd, indien het in die vorm
aan de beschermingsvoorwaarden voldoet en het model zijn
identiteit behoudt. Handhaving in gewijzigde vorm kan erin
bestaan dat de inschrijving vergezeld gaat van een verklaring
van de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel dat
hij gedeeltelijk afziet van aanspraken op dat recht, of van een
vermelding in het register van een rechterlijke beslissing of een
beslissing van het Bureau waarbij het ingeschreven Gemeenschapsmodel
gedeeltelijk nietig is verklaard.
Artikel 26
Rechtsgevolgen van nietigheid
1. In de mate waarin het nietig is verklaard, wordt het
Gemeenschapsmodel geacht van de aanvang af geen rechtsgevolgen
als bedoeld in deze verordening te hebben gehad.
2. Onverminderd de nationale bepalingen betreffende vorderingen
tot vergoeding van schade, veroorzaakt door nalatigheid
of kwade trouw van de houder van het Gemeenschapsmodel,
of betreffende ongerechtvaardigde verrijking, heeft de terugwerkende
kracht van de nietigheid van het Gemeenschapsmodel
geen invloed op:
a) een beslissing over inbreuk die vóór de nietigverklaring in
kracht van gewijsde gegaan en ten uitvoer gelegd is;
b) een vóór de nietigverklaring gesloten overeenkomst, voorzover
die vóór die verklaring is uitgevoerd; uit billijkheidsoverwegingen
kan echter terugbetaling worden geëist van de
op grond van deze overeenkomst betaalde bedragen en wel
in de mate die door de omstandigheden gerechtvaardigd is.
TITEL III
GEMEENSCHAPSMODELLEN ALS VERMOGENSBESTANDDELEN
Artikel 27
Behandeling van Gemeenschapsmodellen als nationale
modelrechten
1. Tenzij in de artikelen 28, 29, 30, 31 en 32 anders wordt
bepaald, wordt het Gemeenschapsmodel als deel van het
vermogen in zijn geheel en voor het gehele grondgebied van de
Gemeenschap beschouwd als een nationaal modelrecht van de
lidstaat waar:
a) de houder op de betrokken dag zijn woonplaats of zetel
had, of
b) indien het bepaalde onder a) niet van toepassing is, de
houder op de betrokken dag een vestiging had.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/9
2. In het geval van een ingeschreven Gemeenschapsmodel is
lid 1 van toepassing volgens de aantekeningen in het register.
3. In het geval van gezamenlijk houderschap wordt,
wanneer twee of meer medehouders aan het bepaalde in lid 1
voldoen, voor het aanwijzen van de in lid 1 bedoelde lidstaat in
aanmerking genomen:
a) in het geval van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel,
diegene van de medehouders die door hen in onderlinge
overeenstemming wordt aangewezen;
b) in het geval van een ingeschreven Gemeenschapsmodel, de
eerste van de medehouders in de volgorde waarin zij in het
register worden vermeld.
4. Indien de leden 1, 2 en 3 niet van toepassing zijn, is de in
lid 1 bedoelde lidstaat de lidstaat waar het Bureau zijn zetel
heeft.
Artikel 28
Overgang van het ingeschreven Gemeenschapsmodel
Op de overgang van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a) op verzoek van een der partijen wordt de overgang ingeschreven
in het register en gepubliceerd;
b) zolang de overgang niet in het register is ingeschreven, mag
de rechtverkrijgende zich niet op de uit de inschrijving van
het Gemeenschapsmodel voortvloeiende rechten beroepen;
c) indien tegenover het Bureau bepaalde termijnen in acht
moeten worden genomen, mag de rechtverkrijgende de
betrokken verklaringen tegenover het Bureau afleggen
wanneer het verzoek om inschrijving van de overgang door
het Bureau is ontvangen;
d) alle stukken waarvan overeenkomstig artikel 66 aan de
houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel kennis
moet worden gegeven, worden door het Bureau gezonden
aan degene die als houder ingeschreven staat of, indien hij
een vertegenwoordiger heeft aangewezen, aan deze laatste.
Artikel 29
Zakelijke rechten op het ingeschreven Gemeenschapsmodel
1. Het ingeschreven Gemeenschapsmodel kan in pand
worden gegeven of het voorwerp vormen van een ander
zakelijk recht.
2. Op verzoek van een der partijen worden de in lid 1
bedoelde rechten ingeschreven in het register en gepubliceerd.
Artikel 30
Gedwongen tenuitvoerlegging
1. Een ingeschreven Gemeenschapsmodel kan het voorwerp
vormen van gedwongen tenuitvoerlegging.
2. Inzake gedwongen tenuitvoerlegging betreffende een
ingeschreven Gemeenschapsmodel zijn uitsluitend bevoegd de
rechterlijke instanties en de andere autoriteiten van de overeenkomstig
artikel 27 aangewezen lidstaat.
3. Op verzoek van een der partijen wordt de tenuitvoerlegging
ingeschreven in het register en gepubliceerd.
Artikel 31
Insolventieprocedure
1. De enige insolventieprocedure waarin het Gemeenschapsmodel
kan worden opgenomen is een insolventieprocedure die
is ingeleid in de lidstaat op het grondgebied waarvan het
centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar
gelegen is.
2. Wanneer twee of meer personen eigenaar van een
Gemeenschapsmodel zijn, is lid 1 van toepassing op het
aandeel dat de mede-eigenaar in het Gemeenschapsmodel heeft.
3. Indien een Gemeenschapsmodel betrokken is in een
insolventieprocedure, wordt op verzoek van de bevoegde nationale
instantie de desbetreffende vermelding in het register ingeschreven
en in het in artikel 73, lid 1, genoemde Gemeenschapsmodellenblad
gepubliceerd.
Artikel 32
Licentie
1. Een Gemeenschapsmodel kan het voorwerp zijn van een
licentie voor de gehele Gemeenschap of voor een deel daarvan.
Een licentie kan al dan niet uitsluitend zijn.
2. Onverminderd eventuele rechtsvorderingen op basis van
het contractenrecht, kunnen de aan het Gemeenschapsmodel
verbonden rechten door de houder worden ingeroepen tegen
een licentiehouder die handelt in strijd met een van de bepalingen
van de licentieovereenkomst inzake de duur daarvan, de
vorm waarin het model mag worden gebruikt, de reeks voortbrengselen
waarvoor de licentie is verleend en de kwaliteit van
de door de licentiehouder vervaardigde voortbrengselen.
3. Onverminderd het bepaalde in de licentieovereenkomst,
kan de licentiehouder een vordering wegens inbreuk op het
Gemeenschapsmodel alleen instellen met toestemming van de
houder van het Gemeenschapsmodel. De houder van een
uitsluitende licentie kan een dergelijke vordering evenwel
instellen, indien de houder van het Gemeenschapsmodel niet,
na daartoe te zijn aangespoord, binnen een redelijke termijn
zelf een vordering wegens inbreuk instelt.
4. De licentiehouder kan in de vordering wegens inbreuk die
de houder van het Gemeenschapsmodel aanhangig heeft
gemaakt, tussenkomen om de door hem geleden schade
vergoed te krijgen.
5. Wanneer het een ingeschreven Gemeenschapsmodel
betreft, wordt de verlening of overgang van een desbetreffende
licentie op verzoek van een der partijen ingeschreven in het
register en gepubliceerd.
Artikel 33
Werking jegens derden
1. De werking jegens derden van de in de artikelen 28, 29,
30 en 32 bedoelde rechtshandelingen wordt beheerst door het
recht van de overeenkomstig artikel 27 aangewezen lidstaat.
L 3/10 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
2. Wat ingeschreven Gemeenschapsmodellen betreft,
kunnen de in de artikelen 28, 29, 30 en 32 bedoelde rechtshandelingen
evenwel in alle lidstaten slechts aan derden
worden tegengeworpen, nadat zij in het register ingeschreven
zijn. Wel kan een zodanige handeling vóór deze inschrijving
worden tegengeworpen aan derden die rechten op het ingeschreven
Gemeenschapsmodel verworven hebben na de datum
van die handeling, maar die op de datum waarop zij de
betrokken rechten verwierven, van die handeling op de hoogte
waren.
3. Lid 2 is niet van toepassing op een persoon die het
ingeschreven Gemeenschapsmodel of een recht op het ingeschreven
Gemeenschapsmodel verworven heeft door overdracht
van de onderneming in haar geheel of krachtens andere
rechtsopvolging onder algemene titel.
4. Totdat gemeenschappelijke bepalingen inzake insolventie
voor de lidstaten in werking treden, wordt de werking jegens
derden van een insolventieprocedure beheerst door het recht
van de lidstaat waar de procedure het eerst is ingeleid overeenkomstig
het nationale recht of verordeningen terzake.
Artikel 34
De aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
als deel van het vermogen
1. Een aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
als deel van het vermogen wordt in zijn geheel en met betrekking
tot het gehele grondgebied van de Gemeenschap met een
nationaal modellenrecht van de overeenkomstig artikel 27
aangewezen lidstaat gelijkgesteld.
2. De artikelen 28, 29, 30, 31, 32 en 33 zijn van overeenkomstige
toepassing op aanvragen om ingeschreven Gemeenschapsmodellen.
Indien het intreden van het rechtsgevolg van
een dezer bepalingen een inschrijving in het register vergt,
wordt aan deze formaliteit voldaan bij de inschrijving van het
ingeschreven Gemeenschapsmodel waartoe de aanvrage leidt.
TITEL IV
DE AANVRAGE OM EEN INGESCHREVEN GEMEENSCHAPSMODEL
Afdeling 1
Indiening van de aanvrage en de voorwaarden waaraan deze
moet voldoen
Artikel 35
Indiening en doorzending van de aanvrage
1. Een aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
wordt naar keuze van de aanvrager ingediend:
a) bij het Bureau, of
b) bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van een
lidstaat, of
c) in de Benelux-landen, bij het Benelux-bureau voor tekeningen
of modellen.
2. Wanneer de aanvrage bij de centrale dienst voor de industriële
eigendom van een lidstaat of bij het Benelux-bureau voor
tekeningen of modellen wordt ingediend, zorgen deze instanties
ervoor dat de aanvrage binnen twee weken na de indiening
aan het Bureau wordt doorgezonden. Zij kunnen de aanvrager
verplichten tot betaling van een taks die niet meer mag
bedragen dan de administratiekosten voor ontvangst en doorzending
van de aanvrage.
3. Zodra het Bureau een door de centrale dienst voor de
industriële eigendom van een lidstaat of door het Beneluxbureau
voor tekeningen of modellen doorgezonden aanvrage
ontvangt, stelt het de aanvrager hiervan in kennis met vermelding
van de datum waarop de aanvrage door het Bureau is
ontvangen.
4. De Commissie stelt niet eerder dan tien jaar na de inwerkingtreding
van deze verordening een verslag op over het
functioneren van het systeem voor de indiening van aanvragen
om een ingeschreven Gemeenschapsmodel, in voorkomend
geval vergezeld van door haar passend geachte voorstellen tot
wijziging.
Artikel 36
Voorschriften waaraan de aanvrage moet voldoen
1. De aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
moet bevatten:
a) een verzoek tot inschrijving;
b) gegevens op grond waarvan de aanvrager geïdentificeerd
kan worden;
c) een voor reproductie geschikte afbeelding van het model.
Indien de aanvrage echter een tekening betreft en een
verzoek om opschorting van de publicatie uit hoofde van
artikel 50 inhoudt, kan de afbeelding van de tekening
vervangen worden door een specimen.
2. De aanvrage moet verder een opgave bevatten van de
voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of
waarop het zal worden toegepast.
3. Daarnaast kan de aanvrage bevatten:
a) een beschrijving ter verduidelijking van de afbeelding of het
specimen;
b) een verzoek tot opschorting van de publicatie van de
inschrijving overeenkomstig artikel 50;
c) indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen,
gegevens op grond waarvan deze kan worden
geïdentificeerd;
d) de classificatie van de voortbrengselen waarin het model zal
worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast;
e) vermelding van de ontwerper of het team van ontwerpers of
een verklaring onder de verantwoordelijkheid van de
aanvrager dat de ontwerper of het team van ontwerpers
afstand heeft gedaan van het recht op vermelding.
4. Bij de aanvrage worden de inschrijvings- en de publicatietaks
betaald. Indien overeenkomstig lid 3, onder b), een
verzoek tot opschorting wordt ingediend, wordt in plaats van
de publicatietaks de taks voor opschorting van de publicatie
betaald.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/11
5. De aanvrage voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld
bij de uitvoeringsverordening.
6. De informatie die krachtens lid 2 en lid 3, onder a) en d),
wordt verstrekt, is niet van invloed op de draagwijdte van de
bescherming van het model als zodanig.
Artikel 37
Meervoudige aanvrage
1. Voor verscheidene modellen kan één meervoudige
aanvrage om ingeschreven Gemeenschapsmodellen worden
ingediend. Behalve bij versieringen is dit slechts mogelijk,
indien alle voortbrengselen waarin de modellen zullen worden
verwerkt of waarop zij zullen worden toegepast, tot dezelfde
klasse van de internationale classificatie voor tekeningen en
modellen van nijverheid behoren.
2. Bij de indiening van de meervoudige aanvrage worden
behalve de in artikel 36, lid 4, bedoelde taksen een bijkomende
inschrijvingstaks en een bijkomende publicatietaks betaald.
Indien de meervoudige aanvrage een verzoek tot opschorting
van de publicatie behelst, wordt in plaats van de bijkomende
publicatietaks een bijkomende taks voor opschorting van de
publicatie betaald. De bijkomende taksen bedragen voor elk
bijkomend model een percentage van de basistaksen.
3. De meervoudige aanvrage voldoet aan de voorwaarden
die zijn vastgesteld in de uitvoeringsverordening.
4. Elk model dat deel uitmaakt van de meervoudige
aanvrage of de meervoudige inschrijving, kan voor de toepassing
van deze verordening onafhankelijk van de andere
modellen worden behandeld. Het kan met name onafhankelijk
van de andere modellen ten uitvoer worden gelegd, voorwerp
van licentie, van een zakelijk recht, van gedwongen tenuitvoerlegging,
van een insolventieprocedure, van afstand, van
vernieuwing, van overdracht, van opschorting van publicatie of
van nietigverklaring zijn. Een meervoudige aanvrage of een
meervoudige inschrijving kan alleen onder de voorwaarden van
de uitvoeringsverordening in afzonderlijke aanvragen of
inschrijvingen worden gesplitst.
Artikel 38
Datum van indiening
1. De datum van indiening van de aanvrage om een ingeschreven
Gemeenschapsmodel is die waarop de aanvrager de
stukken met de in artikel 36, lid 1, bedoelde gegevens voorlegt
aan het Bureau of aan de centrale dienst voor de industriële
eigendom van een lidstaat dan wel aan het Benelux-bureau
voor tekeningen of modellen, indien de aanvrage daar wordt
ingediend.
2. In afwijking van lid 1 geldt als datum van indiening van
een aanvrage die bij de centrale dienst voor de industriële
eigendom van een lidstaat of bij het Benelux-bureau voor tekeningen
of modellen is ingediend en die het Bureau meer dan
twee maanden na de datum van indiening van de stukken met
de in artikel 36, lid 1, genoemde informatie bereikt, de datum
van ontvangst van die stukken door het Bureau.
Artikel 39
Gelijkwaardigheid van de aanvrage met een nationale
aanvrage
Een aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
waaraan een datum van indiening is toegekend, is in de
lidstaten gelijkwaardig aan een op regelmatige wijze ingediende
nationale aanvrage, waarbij zo nodig rekening gehouden wordt
met het recht van voorrang dat voor genoemde aanvrage wordt
ingeroepen.
Artikel 40
Classificatie
Voor de toepassing van deze verordening is de bijlage bij de
Overeenkomst van Locarno van 18 oktober 1968 tot instelling
van een internationale classificatie voor tekeningen en
modellen van nijverheid van toepassing.
Afdeling 2
Voorrang
Artikel 41
Recht van voorrang
1. Wie op regelmatige wijze een aanvrage om een modelrecht
of om een gebruiksmodel heeft ingediend in of voor een
staat die partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst
tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, of zijn
rechtverkrijgende, geniet voor de indiening van een aanvrage
om een ingeschreven Gemeenschapsmodel voor hetzelfde
model of gebruiksmodel, voorrang gedurende zes maanden na
de indiening van de eerste aanvrage.
2. Elke aanvrage die de waarde heeft van een regelmatige
nationale aanvrage overeenkomstig het recht van de staat waar
de aanvrage is ingediend dan wel overeenkomstig bilaterale of
multilaterale overeenkomsten, wordt geacht een recht van
voorrang te doen ontstaan.
3. Onder regelmatige nationale aanvrage wordt verstaan,
een aanvrage waarvan de datum van indiening kan worden
vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage.
4. Met een eerste aanvrage waarvan de datum van indiening
het begintijdstip van de termijn van voorrang is, wordt gelijkgesteld
een latere aanvrage die is ingediend voor hetzelfde model
en in of voor dezelfde staat als de eerdere aanvrage, mits de
eerdere aanvrage op de datum van indiening van de latere
aanvrage is ingetrokken, prijsgegeven of afgewezen, zonder
voor het publiek ter inzage te hebben gelegen en zonder
rechten te hebben laten bestaan, en mits zij nog niet als grondslag
heeft gediend voor het beroep op het recht van voorrang.
De eerdere aanvrage kan dan niet meer als grondslag dienen
voor het beroep op het recht van voorrang.
5. Indien de eerste aanvrage is ingediend in een staat die
geen partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst
tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, zijn de leden 1
tot en met 4 slechts van toepassing voorzover deze staat,
blijkens gepubliceerde gegevens, aan een bij het Bureau ingediende
eerste aanvrage een recht van voorrang verbindt onder
voorwaarden en met rechtsgevolgen die vergelijkbaar zijn met
die van deze verordening.
L 3/12 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
Artikel 42
Beroep op voorrang
De aanvrager van een ingeschreven Gemeenschapsmodel die
zich wil beroepen op de voorrang van een eerdere aanvrage,
dient een verklaring van voorrang en een afschrift van de
eerdere aanvrage in. Indien de eerdere aanvrage niet in een van
de talen van het Bureau is gesteld, kan het Bureau om een
vertaling van die aanvrage in een van die talen verzoeken.
Artikel 43
Rechtsgevolgen van het recht van voorrang
Het recht van voorrang heeft ten gevolge dat voor de toepassing
van de artikelen 5, 6, 7 en 22 en van artikel 25, lid 1,
onder d), en artikel 50, lid 1, de datum van voorrang als de
datum van indiening van de aanvrage om een ingeschreven
Gemeenschapsmodel wordt beschouwd.
Artikel 44
Voorrang in geval van tentoonstelling
1. Indien de aanvrager van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
voortbrengselen waarin het model is verwerkt of waarop
het wordt toegepast, exposeert op een officiële of officieel
erkende internationale tentoonstelling in de zin van het
Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, ondertekend
te Parijs op 22 november 1928, kan hij zich, wanneer hij
de aanvrage indient binnen zes maanden na de datum van de
eerste expositie van die voortbrengselen, vanaf die datum
beroepen op het recht van voorrang in de zin van artikel 43.
2. De aanvrager die aanspraak wenst te maken op de voorrang
volgens lid 1, moet overeenkomstig de bepalingen van de
uitvoeringsverordening met bewijsstukken staven dat de voortbrengselen
waarin het model is verwerkt of waarop het wordt
toegepast, geëxposeerd zijn.
3. Voorrang voor een tentoonstelling, toegekend in een
lidstaat of een derde land, verlengt de voorrangstermijn van
artikel 41 niet.
TITEL V
INSCHRIJVINGSPROCEDURE
Artikel 45
Onderzoek of de aanvrage aan de vormvereisten voldoet
1. Het Bureau onderzoekt of de aanvrage voldoet aan de
vereisten van artikel 36, lid 1, voor de toekenning van een
datum van indiening.
2. Het Bureau onderzoekt of:
a) de aanvrage voldoet aan de andere vereisten van artikel 36,
leden 2, 3, 4 en 5, en, in het geval van een meervoudige
aanvrage, aan de vereisten van artikel 37, leden 1 en 2;
b) de aanvrage voldoet aan de vormvereisten die in de uitvoeringverordening
voor de uitvoering van de artikelen 36 en
37 zijn vastgelegd;
c) aan de vereisten van artikel 77, lid 2, is voldaan;
d) aan de vereisten betreffende de aanspraak op voorrang is
voldaan, indien op voorrang aanspraak wordt gemaakt.
3. De voorwaarden voor het onderzoek naar de vormvereisten
voor indiening, worden bij de uitvoeringsverordening
vastgelegd.
Artikel 46
Herstelbare gebreken
1. Wanneer het Bureau bij zijn onderzoek overeenkomstig
artikel 45 vaststelt dat er gebreken zijn die kunnen worden
hersteld, verzoekt het de aanvrager om deze binnen de voorgeschreven
termijn op te heffen.
2. Indien de gebreken verband houden met de vereisten van
artikel 36, lid 1, en de aanvrager binnen de voorgeschreven
termijn gehoor geeft aan het verzoek van het Bureau, kent het
Bureau als datum van indiening de datum toe waarop de
gebreken zijn opgeheven. Indien de gebreken niet binnen de
vastgestelde termijn worden opgeheven, wordt de aanvrage niet
als aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel behandeld.
3. Indien de gebreken verband houden met de vereisten van
artikel 45, lid 2, onder a) tot en met c), met inbegrip van de
betaling van taksen, en de aanvrager binnen de voorgeschreven
termijn aan het verzoek van het Bureau voldoet, kent het
Bureau als datum van indiening de datum toe waarop de
aanvrage oorspronkelijk werd ingediend. Indien de vastgestelde
gebreken niet worden opgeheven en de achterstallige betalingen
niet binnen de voorgeschreven termijn worden verricht,
wordt de aanvrage door het Bureau afgewezen.
4. Indien de gebreken verband houden met de vereisten van
artikel 45, lid 2, onder d), heeft het verzuim om de gebreken
binnen de voorgeschreven termijn op te heffen tot gevolg dat
het recht van voorrang voor de aanvrage vervalt.
Artikel 47
Gronden voor niet-inschrijving
1. Indien het Bureau bij zijn onderzoek overeenkomstig
artikel 45 bemerkt dat het model waarvoor bescherming wordt
aangevraagd
a) niet overeenstemt met de omschrijving van artikel 3, onder
a), of
b) strijdig is met de openbare orde of de goede zeden,
wijst het de aanvrage af.
2. De aanvrage kan pas worden afgewezen, nadat de
aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvrage in te
trekken of te wijzigen of zijn opmerkingen kenbaar te maken.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/13
Artikel 48
Inschrijving
Indien een aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
aan alle vereisten hiervoor voldoet en in de mate waarin de
aanvrage niet is afgewezen uit hoofde van artikel 47, schrijft
het Bureau de aanvrage als ingeschreven Gemeenschapsmodel
in het register van Gemeenschapsmodellen in. De inschrijving
draagt als datum de in artikel 38 bedoelde datum van indiening.
Artikel 49
Publicatie
Na de inschrijving publiceert het Bureau het ingeschreven
Gemeenschapsmodel in het in artikel 73, lid 1, genoemde
Gemeenschapsmodellenblad. De inhoud van de publicatie
wordt vastgesteld in de uitvoeringverordening.
Artikel 50
Opschorting van de publicatie
1. De indiener van een aanvrage om een ingeschreven
Gemeenschapsmodel kan bij het indienen van de aanvrage
verzoeken de publicatie van het ingeschreven Gemeenschapsmodel
gedurende dertig maanden vanaf de datum van indiening
van de aanvrage of, indien aanspraak op voorrang wordt
gemaakt, vanaf de datum van voorrang op te schorten.
2. Wanneer een dergelijk verzoek wordt gedaan en indien is
voldaan aan de voorwaarden van artikel 48, vindt de inschrijving
als ingeschreven Gemeenschapsmodel plaats, doch
worden, behoudens het bepaalde in artikel 74, lid 2, noch de
afbeelding van het model, noch enig dossier betreffende de
aanvrage voor het publiek ter inzage gelegd.
3. Het Bureau publiceert in het Gemeenschapsmodellenblad
een bericht betreffende de opschorting van de publicatie van
het ingeschreven Gemeenschapsmodel. Dit bericht bevat gegevens
waarmee de identiteit van de houder van het ingeschreven
Gemeenschapsmodel kan worden vastgesteld, de datum van
indiening van de aanvrage en alle andere krachtens de uitvoeringsverordening
vereiste gegevens.
4. Bij het verstrijken van de termijn van opschorting of,
indien de houder daarom verzoekt, op een vroegere datum legt
het Bureau alle aantekeningen in het register alsmede het
dossier betreffende de aanvrage ter inzage van het publiek en
publiceert het ingeschreven Gemeenschapsmodel in het
Gemeenschapsmodellenblad, mits binnen de in de uitvoeringsverordening
vastgestelde termijn:
a) de publicatietaks en, in het geval van een meervoudige
aanvrage, de bijkomende publicatietaks zijn betaald;
b) door de houder een afbeelding van het model bij het Bureau
is ingediend, wanneer gebruik wordt gemaakt van de in
artikel 36, lid 1, onder c), geboden mogelijkheid.
Indien de houder niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt
het ingeschreven Gemeenschapsmodel geacht van het begin af
niet de in deze verordening bepaalde rechtsgevolgen te hebben
gehad.
5. In geval van een meervoudige aanvrage is het mogelijk
dat lid 4 slechts van toepassing is op sommige van de modellen
waarop de aanvrage betrekking heeft.
6. Tijdens de duur van de opschorting mag een rechtsvordering
op grond van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
slechts worden ingesteld, indien de gedaagde van de in het
register en in het dossier betreffende de aanvrage vervatte
informatie in kennis is gesteld.
TITEL VI
AFSTAND EN NIETIGHEID VAN HET INGESCHREVEN
GEMEENSCHAPSMODEL
Artikel 51
Afstand
1. Van de afstand van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
wordt door de houder schriftelijk kennis gegeven aan
het Bureau. De afstand wordt eerst van kracht na inschrijving.
2. Indien afstand wordt gedaan van een Gemeenschapsmodel
waarvan de publicatie is opgeschort, wordt deze
aanvrage geacht van de aanvang af geen rechtsgevolgen als
bedoeld in deze verordening te hebben gehad.
3. Het is mogelijk gedeeltelijk afstand te doen van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel, mits het in gewijzigde vorm
voldoet aan de vereisten voor bescherming en de identiteit van
het model behouden blijft.
4. De afstand wordt slechts ingeschreven met toestemming
van de houder van een in het register ingeschreven recht.
Indien een licentie ingeschreven is, wordt de afstand eerst in
het register ingeschreven nadat de houder van het ingeschreven
Gemeenschapsmodel aantoont dat hij de licentiehouder vooraf
in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om afstand te doen;
de inschrijving vindt plaats na het verstrijken van de in de
uitvoeringsverordening gestelde termijn.
5. Indien krachtens artikel 14 bij een rechtbank voor het
Gemeenschapsmodel een vordering inzake het recht op een
ingeschreven Gemeenschapsmodel is ingesteld, schrijft het
Bureau de afstand slechts in het register in wanneer de eiser
hiermee heeft ingestemd.
Artikel 52
Vordering tot nietigverklaring
1. Onverminderd artikel 25, leden 2, 3, 4 en 5, kan ieder
natuurlijk of rechtspersoon, alsmede een daartoe gemachtigd
overheidsorgaan, bij het Bureau een verzoek tot nietigverklaring
van een ingeschreven Gemeenschapsmodel indienen.
2. De vordering wordt schriftelijk ingesteld en met redenen
omkleed. Zij wordt pas geacht te zijn ingesteld na betaling van
de taks voor nietigverklaring.
3. De vordering tot nietigverklaring is niet ontvankelijk als
op een vordering met hetzelfde onderwerp en op dezelfde
grond al door een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
aangaande dezelfde partijen een in kracht van gewijsde gegane
beslissing is gegeven.
L 3/14 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
Artikel 53
Onderzoek van de vordering
1. Indien het Bureau vaststelt dat de vordering tot nietigverklaring
ontvankelijk is, onderzoekt het of de in artikel 25
genoemde nietigheidsgronden een beletsel vormen voor de
instandhouding van het ingeschreven Gemeenschapsmodel.
2. Bij het onderzoek van de vordering overeenkomstig de
uitvoeringsverordening verzoekt het Bureau zo dikwijls als
nodig de partijen binnen een door het Bureau te stellen termijn
te antwoorden op mededelingen van de andere partijen of van
het Bureau zelf.
3. De beslissing tot nietigverklaring van het ingeschreven
Gemeenschapsmodel wordt in het register ingeschreven,
wanneer ze onherroepelijk is geworden.
Artikel 54
Deelneming aan de procedure door de beweerde inbreukmaker
1. Wanneer een vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel wordt ingesteld, mag elke derde
die aantoont dat met betrekking tot hetzelfde model jegens
hem een inbreukprocedure is ingeleid, zich, zolang het Bureau
geen eindbeslissing heeft genomen, als partij in de nietigheidsprocedure
voegen, indien hij binnen drie maanden na de inleiding
van de inbreukprocedure een verzoek daartoe indient.
Hetzelfde geldt, wanneer een derde aantoont dat de houder van
het Gemeenschapsmodel hem heeft aangemaand een veronderstelde
inbreuk op het model te staken, en dat hij een procedure
heeft ingeleid ter verkrijging van een rechterlijke beslissing
ertoe strekkende dat hij geen inbreuk op het Gemeenschapsmodel
maakt.
2. Het verzoek tot voeging wordt schriftelijk gedaan en met
redenen omkleed. Het verzoek wordt eerst geacht te zijn
gedaan nadat de taks voor nietigverklaring, alsmede die van
artikel 52, lid 2, zijn betaald. Vanaf dat tijdstip wordt het
verzoek, behoudens de in de uitvoeringsverordening vastgestelde
uitzonderingen, behandeld als een vordering tot nietigverklaring.
TITEL VII
BEROEPSPROCEDURE
Artikel 55
Beslissingen waartegen beroep kan worden ingesteld
1. Tegen de beslissingen van de onderzoekers, de afdeling
merken-, tekeningen- en modellenadministratie en juridische
aangelegenheden en de nietigheidsafdeling kan beroep worden
ingesteld. Het beroep heeft schorsende werking.
2. Tegen een beslissing waarbij een procedure ten aanzien
van een der partijen niet wordt afgesloten, kan slechts beroep
worden ingesteld tegelijk met de eindbeslissing, tenzij tegen die
beslissing afzonderlijk beroep openstaat.
Artikel 56
Personen die beroep kunnen instellen en partij kunnen
zijn in de procedure
Een ieder die partij is in een procedure welke tot een beslissing
heeft geleid, kan hiertegen in beroep gaan voorzover hij bij die
beslissing in het ongelijk gesteld is. De andere partijen in die
procedure zijn van rechtswege partij in de beroepsprocedure.
Artikel 57
Termijn en vo rm
Het beroep wordt schriftelijk ingesteld bij het Bureau binnen
twee maanden na de dag waarop de beslissing is meegedeeld.
Het beroep wordt pas geacht ingesteld te zijn nadat de beroepstaks
betaald is. Een schriftelijke uiteenzetting van de gronden
van het beroep moet worden ingediend binnen vier maanden
na de datum waarop de beslissing meegedeeld is.
Artikel 58
Prejudiciële herziening
1. Indien de instantie waarvan de beslissing betwist wordt,
het beroep ontvankelijk en gegrond acht, herziet zij haar beslissing.
Deze bepaling geldt niet wanneer tegenover de appellant
een andere partij staat.
2. Indien de beslissing niet binnen een maand na ontvangst
van de uiteenzetting van de gronden herzien wordt, dan wordt
het beroep onverwijld voorgelegd aan de kamer van beroep,
zonder oordeel over de gronden daarvan.
Artikel 59
Onderzoek van het beroep
1. Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de kamer
van beroep of het beroep gegrond is.
2. Bij het onderzoek van het beroep verzoekt de kamer van
beroep zo dikwijls als nodig de partijen, binnen een door de
kamer te stellen termijn, te antwoorden op mededelingen van
de andere partijen of van de kamer zelf.
Artikel 60
Beslissing over het beroep
1. Nadat onderzocht is of het beroep ontvankelijk is, beslist
de kamer van beroep over het beroep. De kamer van beroep
kan hetzij de bevoegdheden uitoefenen van de instantie die de
bestreden beslissing heeft genomen, hetzij de zaak voor verdere
afdoening naar deze instantie terugwijzen.
2. Indien de kamer van beroep de zaak voor verdere afdoening
terugwijst naar de instantie die de bestreden beslissing
heeft genomen, is deze instantie gebonden aan de beoordeling
van de rechtsvragen door de kamer van beroep gebonden,
voorzover de feiten dezelfde zijn.
3. De beslissing van de kamer van beroep treedt eerst in
werking na afloop van de in artikel 61, lid 5, gestelde termijn
of, indien binnen deze termijn bij het Hof van Justitie beroep is
ingesteld, nadat dit beroep is verworpen.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/15
Artikel 61
Beroep bij het Hof van Justitie
1. Tegen de beslissingen in beroep van de kamers van
beroep kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen.
2. Beroep kan worden ingesteld wegens onbevoegdheid,
schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van
het Verdrag, van deze verordening of een uitvoeringsregeling
daarvan, of wegens misbruik van bevoegdheid.
3. Het Hof van Justitie kan de bestreden beslissing vernietigen
of herzien.
4. Beroep kan worden ingesteld door partijen in de procedure
voor de kamer van beroep voorzover zij door de beslissing
van deze kamer in het ongelijk zijn gesteld.
5. Beroep wordt bij het Hof van Justitie ingesteld binnen
twee maanden na kennisgeving van de beslissing van de kamer
van beroep.
6. Het Bureau treft de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering
van het arrest van het Hof van Justitie.
TITEL VIII
PROCEDURE VOOR HET BUREAU
Afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 62
Gronden van de beslissing
De beslissingen van het Bureau worden met redenen omkleed.
Zij kunnen slechts worden genomen op gronden waartegen de
partijen verweer hebben kunnen voeren.
Artikel 63
Ambtshalve onderzoek van de feiten
1. Tijdens de procedure onderzoekt het Bureau ambtshalve
de feiten; in een procedure inzake nietigverklaring blijft dit
onderzoek echter beperkt tot de door de partijen aangevoerde
feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot de door hen ingestelde
vordering.
2. Het Bureau hoeft geen rekening te houden met feiten en
bewijsmiddelen die de partijen niet tijdig hebben aangevoerd.
Artikel 64
Mondelinge procedure
1. Het Bureau kan ambtshalve of op verzoek van een der
partijen in de procedure tot mondelinge behandeling overgaan,
indien het zulks wenselijk acht.
2. De mondelinge procedure, met inbegrip van de uitspraak,
is openbaar, tenzij de aangezochte instantie anders beslist
indien openbaarheid met name aan een partij in de procedure
ernstig en ongerechtvaardigd nadeel zou kunnen toebrengen.
Artikel 65
Bewijsvoering
1. In de procedure voor het Bureau zijn onder meer de
volgende bewijsmiddelen toegelaten:
a) horen van partijen;
b) inwinnen van inlichtingen;
c) overleggen van documenten en bewijsmateriaal;
d) getuigenverhoor;
e) deskundigenonderzoek;
f) schriftelijke verklaringen die onder ede of belofte zijn afgelegd
of overeenkomstig het recht van de staat waar zij
afgelegd zijn een soortgelijke werking hebben.
2. De betrokken dienst van het Bureau kan het onderzoek
van deze bewijsmiddelen opdragen aan een van zijn leden.
3. Indien het Bureau het nodig acht dat een partij, een
getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt,
roept het deze persoon daartoe op.
4. De partijen worden in kennis gesteld van het verhoor van
een getuige of deskundige door het Bureau. Zij hebben het
recht daarbij aanwezig te zijn en de getuige of deskundige
vragen te stellen.
Artikel 66
Kennisgeving
Het Bureau geeft ambtshalve aan de desbetreffende personen
kennis van alle beslissingen en oproepen om te verschijnen
alsook van mededelingen waardoor een termijn ingaat of
waarvan kennisgeving is voorgeschreven in andere bepalingen
van deze verordening of van de uitvoeringsverordening of door
de voorzitter van het Bureau.
Artikel 67
Herstel in de vorige toestand
1. Indien de aanvrager of de houder van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel of iedere partij in een procedure voor het
Bureau, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden
noodzakelijke zorgvuldigheid, niet in staat is geweest
tegenover het Bureau een termijn in acht te nemen, wordt hij
op zijn verzoek in zijn rechten hersteld indien de verhindering
ingevolge deze verordening rechtstreeks het verlies van een
recht of een rechtsmiddel tot gevolg heeft.
2. Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend binnen
twee maanden nadat de verhindering is geëindigd. De nog niet
verrichte handeling moet alsnog binnen die termijn geschieden.
Het verzoek is slechts ontvankelijk binnen een jaar na het
verstrijken van de niet in acht genomen termijn. Indien het
verzoek tot vernieuwing niet is ingediend of de vernieuwingstaks
niet is voldaan, wordt de termijn van zes maanden bedoeld
in artikel 13, lid 3, tweede volzin, afgetrokken van de periode
van een jaar.
L 3/16 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
3. Het verzoek moet met redenen omkleed zijn en de feiten
en argumenten bevatten waarop het gegrond is. Het verzoek
wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de taks voor herstel in
de vorige toestand betaald is.
4. De instantie die bevoegd is te beslissen over de niet
verrichte handeling beslist over het verzoek.
5. Dit artikel is niet van toepassing op de termijnen bedoeld
in lid 2 en in artikel 41, lid 1.
6. De aanvrager of de houder van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel die in zijn rechten wordt hersteld, kan
deze rechten niet doen gelden tegen een derde die in de periode
tussen het verlies van het recht op de aanvrage of op inschrijving
van het ingeschreven Gemeenschapsmodel en de publicatie
van het herstel van dit recht, te goeder trouw voortbrengselen
op de markt heeft gebracht waarin een model is
verwerkt of waarop een model wordt toegepast dat onder de
draagwijdte van de aan het ingeschreven Gemeenschapsmodel
verleende bescherming valt.
7. Een derde die zich op lid 6 kan beroepen, kan binnen
twee maanden na de datum waarop wordt gepubliceerd dat de
aanvrager of de houder van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
in zijn rechten wordt hersteld, tegen deze beslissing
derdenverzet aantekenen.
8. Dit artikel laat onverlet het recht van een lidstaat om
herstel in de vorige toestand toe te kennen met betrekking tot
de bij deze verordening gestelde termijnen die in acht moeten
worden genomen ten aanzien van de instanties van die staat.
Artikel 68
Verwijzing naar algemene beginselen
Voorzover deze verordening, de uitvoeringsverordening, de
verordening betreffende de taksen en het reglement voor de
procesvoering van de kamers van beroep geen procedureregels
bevatten, richt het Bureau zich naar de beginselen die in de
lidstaten algemeen aanvaard zijn.
Artikel 69
Einde van de financiële verplichtingen
1. Vorderingen van het Bureau tot betaling van taksen
vervallen vier jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de
taks opeisbaar is geworden.
2. Vorderingen jegens het Bureau tot terugbetaling van
taksen of van te veel betaalde bedragen vervallen vier jaar na
het einde van het kalenderjaar waarin de vorderingen zijn
ontstaan.
3. De in de leden 1 en 2 genoemde termijn wordt in het
geval bedoeld in lid 1 gestuit door een verzoek de taks te
betalen en in het geval bedoeld in lid 2 door een verzoekschrift
om de vordering te doen gelden. Deze termijn gaat opnieuw in
op de datum van stuiting; hij verstrijkt uiterlijk zes jaar na het
einde van het kalenderjaar waarin hij aanvankelijk ingegaan is,
tenzij de vordering in rechte geldend wordt gemaakt; in dat
geval verstrijkt de termijn op zijn vroegst één jaar na de datum
waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
Afdeling 2
Kosten
Artikel 70
Verdeling van de kosten
1. De verliezende partij in een procedure tot nietigverklaring
van een ingeschreven Gemeenschapsmodel of in een beroepsprocedure,
betaalt de taksen alsook alle vereiste procedurekosten
die de andere partij heeft gedragen, met inbegrip van de
reis- en verblijfkosten en de bezoldiging van een gemachtigde,
raadsman of advocaat, met inachtneming van de tarieven die
voor elke kostencategorie overeenkomstig de uitvoeringsverordening
worden vastgesteld.
2. Voorzover evenwel de partijen respectievelijk op een of
meer punten in het ongelijk worden gesteld of voorzover de
billijkheid zulks vereist, beslist de nietigheidsafdeling of de
kamer van beroep dat de kosten anders worden verdeeld.
3. De partij die door afstand te doen van het ingeschreven
Gemeenschapsmodel, door niet-vernieuwing van de inschrijving
of door intrekking van de vordering tot nietigverklaring of
het beroep, een einde maakt aan de procedure, betaalt de
taksen alsmede de door de andere partij gedragen kosten overeenkomstig
de leden 1 en 2.
4. Wanneer de procedure zonder voorwerp is geraakt,
beslist de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep vrijelijk
over de kosten.
5. Wanneer de partijen voor de nietigheidsafdeling of de
kamer van beroep een andere kostenregeling overeenkomen
dan die van de leden 1, 2, 3 en 4, neemt de betrokken afdeling
hiervan nota.
6. Op verzoek stelt de griffie van de nietigheidsafdeling of
van de kamer van beroep het bedrag vast dat op grond van de
voorgaande leden vergoed moet worden. Dit bedrag kan op
een binnen de in de uitvoeringsverordening vastgestelde
termijn gedaan verzoek bij beslissing van de nietigheidsafdeling
of de kamer van beroep herzien worden.
Artikel 71
Tenuitvoerlegging van beslissingen tot vaststelling van de
kosten
1. Iedere onherroepelijke beslissing van het Bureau tot vaststelling
van de kosten vormt executoriale titel.
2. De gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de
bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn
in de staat van executie. Het exequatur wordt, na een onderzoek
dat zich beperkt tot de echtheid van de titel, verleend
door de nationale autoriteit die door de regering van elke
lidstaat daartoe wordt aangewezen, van welke aanwijzing zij
kennis geeft aan het Bureau en aan het Hof van Justitie.
3. Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de
belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging
volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks
te wenden tot de bevoegde instantie.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/17
4. De gedwongen tenuitvoerlegging kan slechts worden
opgeschort door een beslissing van het Hof van Justitie. Het
toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort
echter tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de
betrokken lidstaat.
Afdeling 3
Voorlichting van het publiek en van de instanties der
lidstaten
Artikel 72
Register van Gemeenschapsmodellen
Het Bureau houdt een register bij, register van Gemeenschapsmodellen
genoemd, waarin die gegevens worden opgenomen
waarvan de inschrijving bij deze verordening of bij de uitvoeringsverordening
is voorgeschreven. Het register ligt ter inzage
van het publiek, behoudens de andersluidende bepaling in
artikel 50, lid 2, ten aanzien van aantekeningen van ingeschreven
Gemeenschapsmodellen waarvan de publicatie is
opgeschort.
Artikel 73
Regelmatig verschijnende publicaties
1. Het Bureau doet periodiek een Gemeenschapsmodellenblad
verschijnen, waarin aantekeningen in het register welke ter
inzage van het publiek liggen zijn opgenomen, alsmede alle
andere gegevens waarvan de publicatie door deze verordening
of de uitvoeringsverordening voorgeschreven is.
2. Mededelingen en bekendmakingen van algemene aard die
van de voorzitter van het Bureau uitgaan alsmede alle andere
bekendmakingen betreffende deze verordening en de toepassing
ervan worden gepubliceerd in het Publicatieblad van het
Bureau.
Artikel 74
Openbare inzage
1. De dossiers betreffende aanvragen om een ingeschreven
Gemeenschapsmodel die nog niet gepubliceerd zijn en de
dossiers betreffende ingeschreven Gemeenschapsmodellen
waarvan de publicatie is opgeschort overeenkomstig artikel 50
of waarvan, onderworpen zijnde aan die maatregel, vóór of bij
het verstrijken van de termijn van opschorting van de publicatie
afstand is gedaan, kunnen alleen met toestemming van de
aanvrager of de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel
worden ingezien.
2. Een ieder die kan bewijzen een gerechtvaardigd belang te
hebben, kan zonder toestemming van de aanvrager of houder
van het ingeschreven Gemeenschapsmodel, vóór publicatie
ervan of nadat daarvan afstand is gedaan in het geval bedoeld
in lid 1, inzage van het desbetreffende dossier verkrijgen.
Dit is met name het geval, indien de belanghebbende bewijst
dat de aanvrager om of houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel
stappen heeft ondernomen om het aan het ingeschreven
Gemeenschapsmodel verbonden recht tegen hem in te
roepen.
3. Na publicatie van het ingeschreven Gemeenschapsmodel
kan het dossier op verzoek worden ingezien.
4. Bij raadpleging van een dossier krachtens lid 2 of lid 3
kunnen bepaalde stukken daaruit echter, overeenkomstig de
bepalingen van de uitvoeringsverordening, van inzage worden
uitgesloten.
Artikel 75
Administratieve samenwerking
Tenzij in deze verordening of in de nationale wetgevingen
anders bepaald is, verlenen het Bureau en de bevoegde rechterlijke
of andere instanties van de lidstaten elkaar op verzoek
bijstand door elkaar gegevens te verstrekken of inzage in
dossiers te geven.
Wanneer het Bureau inzage van dossiers geeft aan de rechterlijke
instanties, openbare ministeries of centrale diensten voor
de industriële eigendom, is deze inzage niet onderworpen aan
de in artikel 74 bedoelde beperkingen.
Artikel 76
Uitwisseling van publicaties
1. Het Bureau en de centrale diensten voor de industriële
eigendom van de lidstaten wisselen op verzoek, voor hun eigen
behoeften en kosteloos, een of meer exemplaren van hun
publicaties uit.
2. Het Bureau kan overeenkomsten sluiten over uitwisseling
of toezending van publicaties.
Afdeling 4
Vertegenwoordiging
Artikel 77
Algemene beginselen betreffende de vertegenwoordiging
1. Behoudens lid 2 is niemand verplicht zich voor het
Bureau te doen vertegenwoordigen.
2. Onverminderd lid 3, tweede alinea, moeten natuurlijke en
rechtspersonen die in de Gemeenschap geen woonplaats, zetel,
noch werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel
hebben, zich in alle in deze verordening bedoelde procedures,
met uitzondering van de indiening van een aanvrage om een
ingeschreven Gemeenschapsmodel, overeenkomstig artikel 78,
lid 1, voor het Bureau doen vertegenwoordigen; andere uitzonderingen
kunnen in de uitvoeringsverordening worden vastgesteld.
3. Natuurlijke en rechtspersonen die in de Gemeenschap een
woonplaats, zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor
bedrijf of handel hebben, kunnen voor het Bureau optreden
door tussenkomst van een van hun werknemers, die een bij het
dossier te voegen ondertekende volmacht indient; de bijzonderheden
hiervan worden geregeld in de uitvoeringsverordening.
L 3/18 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
De werknemer van een rechtspersoon als bedoeld in dit lid kan
ook handelen voor andere rechtspersonen die met deze rechtspersoon
economisch verbonden zijn, ook indien die andere
rechtspersonen in de Gemeenschap geen woonplaats, zetel,
noch werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel
hebben.
Artikel 78
Beroepsmatige vertegenwoordiging
1. Natuurlijke of rechtspersonen kunnen bij procedures voor
het Bureau in de zin van deze verordening slechts worden
vertegenwoordigd door:
a) een advocaat die bevoegd is op het grondgebied van een der
lidstaten praktijk uit te oefenen en kantoor houdt binnen de
Gemeenschap, voorzover hij in die lidstaat bevoegd is als
vertegenwoordiger terzake van industriële eigendom op te
treden; of
b) erkende gemachtigden die zijn ingeschreven op de in artikel
85, lid 1, onder b), van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk
genoemde lijst van erkende gemachtigden; of
c) personen die staan vermeld op de in lid 4 genoemde
speciale lijst van erkende gemachtigden terzake van
modellen.
2. De in lid 1, onder c), bedoelde personen zijn alleen
bevoegd om derden voor het Bureau te vertegenwoordigen in
procedures inzake modellen.
3. De uitvoeringverordening stelt vast of en onder welke
voorwaarden gemachtigden een ondertekende volmacht voor
toevoeging aan het dossier aan het Bureau moeten overleggen.
4. Op de speciale lijst van erkende gemachtigden terzake
van modellen kan iedere natuurlijke persoon worden ingeschreven
die aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) hij moet de nationaliteit van een van de lidstaten bezitten;
b) zijn kantoor of de plaats waar hij werkt moet zich binnen
de Gemeenschap bevinden;
c) hij moet bevoegd zijn terzake van modellen natuurlijke
personen en rechtspersonen te vertegenwoordigen voor de
centrale dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat
of voor het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen.
Wanneer deze bevoegdheid tot vertegenwoordiging terzake
van modellen in die lidstaat niet afhankelijk gesteld is van
bijzondere beroepsbekwaamheid, komen slechts personen
voor inschrijving op de lijst in aanmerking die gedurende
ten minste vijf jaar regelmatig als vertegenwoordiger terzake
van modellen opgetreden zijn bij de centrale dienst voor de
industriële eigendom van die lidstaat. Deze voorwaarde
inzake beroepsuitoefening geldt evenwel niet voor personen
ten aanzien van wie, overeenkomstig de in een lidstaat
bestaande voorschriften, officieel erkend wordt dat zij
terzake van modellen over de vereiste beroepsbekwaamheid
beschikken om natuurlijke of rechtspersonen bij de centrale
dienst voor de industriële eigendom van die lidstaat te vertegenwoordigen.
5. Inschrijving op de in lid 4 genoemde lijst geschiedt op
verzoek, waarbij een door de centrale dienst voor de industriële
eigendom van de betrokken lidstaat afgegeven bewijs overgelegd
wordt waaruit blijkt dat de in dit lid bedoelde voorwaarden
vervuld zijn.
6. De voorzitter van het Bureau kan ontheffing verlenen
van:
a) de in lid 4, onder a), bedoelde eis in bijzondere omstandigheden;
b) de in lid 4, onder c), tweede volzin, bedoelde eis, indien de
verzoeker het bewijs levert dat hij de vereiste bekwaamheid
op een andere wijze heeft verworven.
7. De voorwaarden waaronder een persoon van de lijst kan
worden geschrapt, worden geregeld in de uitvoeringsverordening.
TITEL IX
BEVOEGDHEID EN PROCEDURE INZAKE RECHTSVORDERINGEN
BETREFFENDE GEMEENSCHAPSMODELLEN
Afdeling 1
Bevoegdheid en executie
Artikel 79
Toepassing van het Bevoegdheids- en Executieverdrag
1. Tenzij deze verordening anders bepaalt, is het Verdrag
betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te
Brussel op 27 september 1968 (1), hierna „Bevoegdheids- en
Executieverdrag” genoemd, van toepassing op de procedures
betreffende ingeschreven Gemeenschapsmodellen en aanvragen
om ingeschreven Gemeenschapsmodellen, alsmede op de
procedures betreffende vorderingen die worden ingesteld op
grond van Gemeenschapsmodellen en nationale modellen
welke gelijktijdige bescherming genieten.
2. De bepalingen van het Bevoegdheids- en Executieverdrag
die krachtens lid 1 van toepassing zijn, zijn ten aanzien van een
lidstaat alleen van kracht in de tekst van het verdrag die op dat
tijdstip voor deze lidstaat geldt.
3. Met betrekking tot procedures die het gevolg zijn van de
in artikel 85 bedoelde rechtsvorderingen:
a) zijn artikel 2, artikel 4, artikel 5, leden 1, 3, 4 en 5, artikel
16, lid 4, en artikel 24 van het Bevoegdheids- en Executieverdrag
niet van toepassing;
b) zijn de artikelen 17 en 18 van dat verdrag van toepassing
binnen de grenzen van artikel 82, lid 4, van deze verordening;
c) zijn de bepalingen van titel II van dat verdrag die gelden
voor personen met woonplaats in een lidstaat ook van
toepassing op personen die geen woonplaats maar een vestiging
in een lidstaat hebben.
(1) PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32. Verdrag gewijzigd bij de
Verdragen houdende toetreding tot dat Verdrag van de tot de Europese
Gemeenschappen toetredende landen.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/19
4. De bepalingen van het Bevoegdheids- en Executieverdrag
worden niet van kracht ten aanzien van een lidstaat waarvoor
dat verdrag nog niet in werking is getreden. Totdat dat verdrag
in werking is getreden, worden de in lid 1 genoemde procedures
in de betrokken lidstaat beheerst door bilaterale of multilaterale
overeenkomsten die zijn betrekkingen met de andere
betrokken lidstaat regelen, of, als dergelijke overeenkomsten
niet bestaan, door zijn nationale recht inzake de bevoegdheid,
erkenning en executie van beslissingen.
Afdeling 2
Geschillen terzake van inbreuk op en geldigheid van Gemeenschapsmodellen
Artikel 80
Rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel
1. De lidstaten wijzen op hun grondgebied een zo gering
mogelijk aantal nationale rechterlijke instanties van eerste en
tweede aanleg aan, de „rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel”,
die de hun bij deze verordening opgedragen taken
vervullen.
2. Uiterlijk 6 maart 2005 deelt elke lidstaat aan de
Commissie een lijst mee van rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel
met hun naam en territoriale bevoegdheid.
3. Elke verandering betreffende het aantal, de namen of de
territoriale bevoegdheid van de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel,
die na de in lid 2 bedoelde mededeling plaatsvindt,
wordt door de betrokken lidstaat onverwijld aan de
Commissie gemeld.
4. De in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens worden door de
Commissie aan de lidstaten meegedeeld en in het Publicatieblad
van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.
5. Zolang een lidstaat de in lid 2 bedoelde mededeling niet
heeft gedaan, wordt elke procedure die het gevolg is van de in
artikel 81 bedoelde vorderingen en waarvoor de rechterlijke
instanties van die lidstaat krachtens artikel 82 bevoegd zijn,
ingesteld bij de rechterlijke instantie van die staat die absoluut
en relatief bevoegd zou zijn indien het procedures inzake een
nationaal modelrecht van die staat zou betreffen.
Artikel 81
Bevoegdheid terzake van inbreuk en geldigheid
De rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel hebben uitsluitende
bevoegdheid terzake van:
a) alle rechtsvorderingen betreffende inbreuk en — indien naar
nationaal recht toegestaan — dreigende inbreuk op
Gemeenschapsmodellen;
b) rechtsvorderingen tot vaststelling van niet-inbreuk op
Gemeenschapsmodellen, indien naar nationaal recht toegestaan;
c) rechtsvorderingen tot nietigverklaring van een niet-ingeschreven
Gemeenschapsmodel;
d) reconventionele vorderingen tot nietigverklaring van een
Gemeenschapsmodel die zijn ingesteld in samenhang met
rechtsvorderingen als bedoeld onder a).
Artikel 82
Internationale bevoegdheid
1. Onverminderd de bepalingen van deze verordening en
van de krachtens artikel 79 toepasselijke bepalingen van het
Bevoegdheids- en Executieverdrag, worden procedures ingevolge
de in artikel 81 bedoelde rechtsvorderingen aanhangig
gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de
gedaagde zijn woonplaats heeft of, wanneer hij geen woonplaats
heeft in een van de lidstaten, in een lidstaat waar hij een
vestiging heeft.
2. Wanneer de gedaagde woonplaats noch vestiging heeft in
een van de lidstaten, worden de procedures aanhangig gemaakt
bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de eiser zijn
woonplaats heeft of, indien deze geen woonplaats heeft in een
van de lidstaten, in een lidstaat waar hij een vestiging heeft.
3. Wanneer gedaagde noch eiser aldaar een woonplaats of
vestiging heeft, worden de procedures aanhangig gemaakt bij
de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het Bureau zijn
zetel heeft.
4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3:
a) is artikel 17 van het Bevoegdheids- en Executieverdrag van
toepassing indien de partijen overeenkomen dat een andere
rechtbank voor het Gemeenschapsmodel bevoegd is;
b) is artikel 18 van dat verdrag van toepassing indien de
gedaagde voor een andere rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
verschijnt.
5. Procedures ingevolge de in artikel 81, onder a) en d),
bedoelde rechtsvorderingen kunnen ook worden ingesteld bij
de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de inbreuk heeft
plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden.
Artikel 83
Omvang van de bevoegdheid terzake van inbreuken
1. Een krachtens artikel 82, leden 1, 2, 3 of 4, bevoegde
rechtbank voor het Gemeenschapsmodel is bevoegd terzake
van inbreuk of dreigende inbreuk op het grondgebied van alle
lidstaten.
2. Een krachtens artikel 82, lid 5, bevoegde rechtbank voor
het Gemeenschapsmodel is alleen bevoegd terzake van inbreuk
of dreigende inbreuk op het grondgebied van de lidstaat waar
dat rechtbank is gelegen.
Artikel 84
Vordering of reconventionele vordering tot nietigverklaring
van een Gemeenschapsmodel
1. Een vordering of reconventionele vordering tot nietigverklaring
van een Gemeenschapsmodel kan slechts op de in
artikel 25 genoemde nietigheidsgronden steunen.
2. In de in artikel 25, leden 2, 3, 4 en 5, bedoelde gevallen,
kan de rechtsvordering of reconventionele vordering slechts
worden ingesteld door degene die daartoe krachtens die bepalingen
het recht heeft.
L 3/20 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
3. Indien de reconventionele vordering wordt ingesteld in
een procedure waarin de houder van het Gemeenschapsmodel
nog geen partij is, wordt hij daarvan in kennis gesteld en kan
hij zich in het geding voegen overeenkomstig de bepalingen
van het recht van de lidstaat waar zich de rechtbank bevindt.
4. De geldigheid van een Gemeenschapsmodel mag niet
worden aangevochten in een procedure betreffende een vordering
tot vaststelling van niet-inbreuk.
Artikel 85
Vermoeden van geldigheid — Verweer ten gronde
1. In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende
inbreuk of dreigende inbreuk van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
gaat de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
ervan uit dat het Gemeenschapsmodel rechtsgeldig is. De
rechtsgeldigheid kan slechts worden aangevochten bij wege van
een reconventionele vordering tot nietigverklaring. Wanneer
echter de exceptie van nietigheid van een Gemeenschapsmodel
anders dan bij wege van een reconventionele rechtsvordering
wordt opgeworpen, is dit middel slechts ontvankelijk voorzover
de verweerder stelt dat het Gemeenschapsmodel op
grond van een ouder nationaal modelrecht in de zin van artikel
25, lid 1, onder d), waarvan hij houder is, nietig zou kunnen
worden verklaard.
2. In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende
inbreuk of dreigende inbreuk van een niet-ingeschreven
Gemeenschapsmodel gaat de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
ervan uit dat het Gemeenschapsmodel rechtsgeldig
is, indien de houder het bewijs levert dat de in artikel 11
bedoelde voorwaarden zijn vervuld, en indien hij aangeeft in
welk opzicht zijn Gemeenschapsmodel een eigen karakter
heeft. De verweerder kan de rechtsgeldigheid ervan evenwel
aanvechten bij wege van exceptie of door een reconventionele
rechtsvordering tot nietigverklaring.
Artikel 86
Uitspraken betreffende de rechtsgeldigheid
1. Wanneer in een procedure voor een rechtbank voor het
Gemeenschapsmodel een reconventionele vordering tot nietigverklaring
van het Gemeenschapsmodel wordt ingesteld,
a) verklaart de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel het
Gemeenschapsmodel nietig, indien blijkt dat een van de in
artikel 25 genoemde gronden een beletsel vormt voor de
instandhouding van het Gemeenschapsmodel;
b) wijst de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel de reconventionele
vordering af, indien blijkt dat geen van de in
artikel 25 genoemde gronden een beletsel vormt voor de
instandhouding van het Gemeenschapsmodel.
2. Wanneer bij een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een
ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt ingesteld, deelt deze
rechtbank de datum van instelling van die vordering mee aan
het Bureau. Het Bureau maakt hiervan melding in het register.
3. Indien bij een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een
ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt ingesteld, kan het op
verzoek van de houder van het ingeschreven Gemeenschapsmodel,
en na de andere partijen te hebben gehoord, de procedure
schorsen en de gedaagde uitnodigen om binnen een door
hem te bepalen termijn bij het Bureau een vordering tot nietigverklaring
in te stellen. Indien deze vordering niet binnen de
bepaalde termijn wordt ingesteld, wordt de procedure voortgezet;
de reconventionele vordering wordt dan als ingetrokken
beschouwd. Artikel 91, lid 3, is van toepassing.
4. Wanneer een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
zich bij in kracht van gewijsde gegane beslissing over een
reconventionele vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel heeft uitgesproken, wordt een
afschrift van de beslissing aan het Bureau gezonden. Elke partij
kan inlichtingen over deze toezending vragen. Het Bureau
vermeldt de beslissing overeenkomstig de uitvoeringsverordening
in het register.
5. Een reconventionele vordering tot nietigverklaring van
een ingeschreven Gemeenschapsmodel mag niet worden ingesteld,
indien het Bureau reeds een beslissing heeft genomen, die
in kracht van gewijsde is gegaan en die hetzelfde voorwerp en
dezelfde partijen betreft en op dezelfde gronden berust.
Artikel 87
Gevolgen van de uitspraak inzake geldigheid
Een beslissing van een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
tot nietigverklaring van een Gemeenschapsmodel heeft, zodra
zij in kracht van gewijsde is gegaan, in alle lidstaten de in
artikel 26 genoemde rechtsgevolgen.
Artikel 88
Toepasselijk recht
1. De rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel passen de
bepalingen van deze verordening toe.
2. Op alle zaken die niet in deze verordening zijn geregeld,
past de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel het nationale
recht toe, met inbegrip van zijn internationaal privaatrecht.
3. Tenzij in deze verordening anders wordt bepaald, past
een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel het procesrecht
toe dat geldt voor soortgelijke rechtsvorderingen betreffende
een nationaal modelrecht in de lidstaat waar de rechtbank
gelegen is.
Artikel 89
Sancties terzake van inbreuken
1. Wanneer een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel in
een procedure betreffende een inbreuk of dreigende inbreuk
van oordeel is dat de gedaagde inbreuk op een Gemeenschapsmodel
heeft gemaakt of heeft gedreigd te maken, gelast zij,
tenzij er bijzondere redenen zijn om dit niet te doen, de
volgende maatregelen:
a) een verbod aan de gedaagde de handelingen te verrichten
die inbreuk hebben gemaakt of zouden maken op het
Gemeenschapsmodel;
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/21
b) inbeslagname van de inbreukmakende voortbrengselen;
c) inbeslagname van de materialen en gereedschappen die
voornamelijk worden gebruikt voor de vervaardiging van de
inbreukmakende voortbrengselen, indien de eigenaar ervan
op de hoogte is van het doel waarvoor deze materialen en
gereedschappen worden gebruikt of indien dit doel duidelijk
uit de omstandigheden blijkt;
d) oplegging van andere passende sancties waarin wordt voorzien
in het recht, met inbegrip van het internationaal
privaatrecht, van de lidstaat waar de handelingen die
inbreuk maken of dreigen te maken, zijn verricht.
2. De rechtbank voor het Gemeenschapsmodel treft tevens
maatregelen overeenkomstig het nationale recht om de in de
lid 1 genoemde bevelen te doen naleven.
Artikel 90
Voorlopige, inclusief beschermende, maatregelen
1. Aan de rechterlijke instanties van een lidstaat, met inbegrip
van de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel kunnen
voor een Gemeenschapsmodel dezelfde voorlopige en beschermende
maatregelen worden gevraagd als het recht van die staat
kent voor nationale modellen, zelfs indien een rechtbank voor
het Gemeenschapsmodel van een andere lidstaat krachtens deze
verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.
2. In procedures inzake voorlopige en beschermende maatregelen
mag de gedaagde, op andere wijze dan bij reconventionele
vordering, de nietigheid van een Gemeenschapsmodel
opwerpen. Artikel 85, lid 2, is evenwel van overeenkomstige
toepassing.
3. Een krachtens artikel 82, leden 1, 2, 3 of 4, bevoegde
rechtbank voor het Gemeenschapsmodel is bevoegd voorlopige
en beschermende maatregelen te bevelen die, onverminderd de
procedure voor erkenning en tenuitvoerlegging overeenkomstig
titel III van het Bevoegdheids- en Executieverdrag, van kracht
zijn op het grondgebied van elke lidstaat. Geen enkele andere
rechterlijke instantie heeft deze bevoegdheid.
Artikel 91
Bijzondere bepalingen inzake verknochtheid
1. Indien bij een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel
een in artikel 81 bedoelde vordering — anders dan een vordering
tot vaststelling van niet-inbreuk — is ingesteld en de
geldigheid van het Gemeenschapsmodel al voor een andere
rechtbank voor het Gemeenschapsmodel bij een reconventionele
vordering wordt betwist of, indien het een ingeschreven
Gemeenschapsmodel betreft, bij het Bureau al een vordering tot
nietigverklaring is ingesteld, schorst die rechtbank ambtshalve,
de partijen gehoord, of op verzoek van een partij en nadat de
andere partijen zijn gehoord, de procedure, tenzij er bijzondere
redenen zijn om de behandeling voort te zetten.
2. Indien bij het Bureau een vordering tot nietigverklaring
van een ingeschreven Gemeenschapsmodel is ingesteld en de
geldigheid van het ingeschreven Gemeenschapsmodel al bij een
reconventionele vordering voor een rechtbank voor het
Gemeenschapsmodel wordt aangevochten, schorst het Bureau
ambtshalve, de partijen gehoord, of op verzoek van een partij
en nadat de andere partijen zijn gehoord, de procedure, tenzij
er bijzondere redenen zijn om de behandeling voort te zetten.
Indien evenwel een van de partijen in de procedure voor de
rechtbank voor het Gemeenschapsmodel daarom verzoekt, kan
deze rechtbank, nadat de andere partijen zijn gehoord, de
procedure schorsen. In dat geval zet het Bureau de procedure
voort.
3. Indien de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel de
procedure schorst, kan zij voorlopige, inclusief beschermende,
maatregelen bevelen voor de duur van de schorsing.
Artikel 92
Bevoegdheid van de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel
van tweede aanleg - Beroep in cassatie
1. Bij rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel van
tweede aanleg kan beroep worden ingesteld tegen beslissingen
van rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel van eerste
aanleg terzake van de in artikel 81 bedoelde vorderingen.
2. De voorwaarden waaronder beroep kan worden ingesteld
bij een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel van tweede
aanleg, worden bepaald door het nationale recht van de lidstaat
waar deze rechtbank is gelegen.
3. Het nationale recht inzake beroep in cassatie is van
toepassing op beslissingen van de rechtbanken voor het
Gemeenschapsmodel van tweede aanleg.
Afdeling 3
Andere geschillen betreffende Gemeenschapsmodellen
Artikel 93
Aanvullende bepalingen inzake de bevoegdheid van
andere nationale rechterlijke instanties dan de rechtbanken
voor het Gemeenschapsmodel
1. In de lidstaat waar de rechterlijke instanties volgens
artikel 79, lid 1 of lid 4, bevoegd zijn, worden andere rechtsvorderingen
betreffende Gemeenschapsmodellen dan de in
artikel 81 bedoelde ingesteld bij de rechterlijke instanties die
absoluut en relatief bevoegd zouden zijn indien het rechtsvorderingen
inzake een nationaal modelrecht van die lidstaat zou
betreffen.
2. Indien op grond van artikel 79, leden 1 en 4, en lid 1 van
dit artikel geen rechterlijke instantie bevoegd is voor een andere
rechtsvordering betreffende een Gemeenschapsmodel dan de in
artikel 81 bedoelde rechtsvorderingen, kan deze rechtsvordering
worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de
lidstaat waar het Bureau is gevestigd.
Artikel 94
Verplichting van de nationale rechterlijke instantie
De nationale rechterlijke instantie waarbij een andere rechtsvordering
betreffende een Gemeenschapsmodel wordt ingesteld
dan de in artikel 81 bedoelde rechtsvorderingen, beschouwt dat
model als rechtsgeldig. Artikel 85, lid 2, en artikel 90, lid 2,
zijn evenwel van overeenkomstige toepassing.
L 3/22 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
TITEL X
GEVOLGEN VOOR HET RECHT VAN DE LIDSTATEN
Artikel 95
Parallelle rechtsvorderingen op grond van Gemeenschapsmodellen
en nationale modellenrechten
1. Wanneer voor rechtbanken van verschillende lidstaten
tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen
vorderingen wegens inbreuk of dreigende inbreuk
worden ingesteld, en de ene rechtbank op grond van een
Gemeenschapsmodel en de andere rechtbank op grond van een
nationaal modelrecht dat gelijktijdige bescherming verleent,
wordt aangezocht, verwijst de rechtbank waarbij de zaak het
laatst is aangebracht, ook ambtshalve, de partijen naar de
andere rechtbank. De rechtbank die tot verwijzing zou moeten
overgaan kan zijn uitspraak aanhouden, indien de bevoegdheid
van de andere rechtbank wordt aangevochten.
2. De rechtbank voor het Gemeenschapsmodel waarbij op
grond van een Gemeenschapsmodel een vordering wegens
inbreuk of dreigende inbreuk is ingesteld, wijst de vordering af,
indien tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde
handelingen een onherroepelijke beslissing over het bodemgeschil
is gegeven op grond van een nationaal modelrecht dat
gelijktijdige bescherming verleent.
3. De rechterlijke instantie waarbij op grond van een nationaal
modelrecht een vordering wegens inbreuk of dreigende
inbreuk is ingesteld, wijst de vordering af, indien tussen
dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen een
onherroepelijke beslissing over het bodemgeschil is gegeven op
grond van een Gemeenschapsmodel dat gelijktijdige bescherming
verleent.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op voorlopige,
inclusief beschermende, maatregelen.
Artikel 96
Verhouding tot andere vormen van bescherming uit
hoofde van het nationale recht
1. Deze verordening laat onverlet de bepalingen van het
Gemeenschapsrecht en het recht van de betrokken lidstaten
inzake niet-ingeschreven modellen, merken of andere onderscheidende
tekens, octrooien en gebruiksmodellen, lettertypen,
wettelijke aansprakelijkheid en oneerlijke mededinging.
2. Een model dat wordt beschermd door een Gemeenschapsmodel,
kan tevens worden beschermd door het auteursrecht
van lidstaten vanaf de datum waarop het model is gecreeerd
of in vorm is vastgelegd. Elke lidstaat bepaalt de omvang
en de voorwaarden van die bescherming, met inbegrip van het
vereiste gehalte aan oorspronkelijkheid.
TITEL XI
AANVULLENDE BEPALINGEN BETREFFENDE HET BUREAU
Afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 97
Algemene bepaling
Tenzij in deze titel anders is bepaald, is titel XII van de verordening
inzake het Gemeenschapsmerk van toepassing op de
taken van het Bureau in het kader van deze verordening.
Artikel 98
Proceduretaal
1. De aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
wordt ingediend in een van de officiële talen van de Europese
Gemeenschap.
2. De aanvrager geeft onder de talen van het Bureau een
tweede taal op die wat hem betreft gebruikt kan worden in
procedures voor het Bureau.
Indien de aanvrage is gesteld in een taal die geen taal van het
Bureau is, zorgt het Bureau voor de vertaling van de aanvrage
in de door de aanvrager opgegeven taal.
3. Indien de aanvrager van een ingeschreven Gemeenschapsmodel
de enige partij is in een procedure voor het Bureau, geldt
als proceduretaal de taal waarin de aanvrage om inschrijving is
gesteld. Indien de aanvrage is gesteld in een andere taal dan de
talen van het Bureau, kan het Bureau met de aanvrager corresponderen
in de in zijn aanvrage opgegeven tweede taal.
4. Ingeval van nietigverklaringsprocedures geldt als proceduretaal
de taal waarin de aanvrage om inschrijving in het register
is gesteld, op voorwaarde dat het een taal van het Bureau is.
Indien de aanvrage is gesteld in een andere taal dan de talen
van het Bureau, geldt als proceduretaal de in de aanvrage
opgegeven tweede taal.
Aanvragen om nietigverklaring worden gesteld in de proceduretaal.
Indien de proceduretaal niet de taal is waarin de aanvrage is
gesteld, kan de houder van het Gemeenschapsmodel opmerkingen
kenbaar maken in de taal waarin de aanvrage is gesteld.
Het Bureau zorgt voor de vertaling van deze opmerkingen in
de proceduretaal.
In de uitvoeringsverordening kan worden bepaald dat de
kosten voor vertaling ten laste van het Bureau niet hoger
mogen zijn dan een bedrag dat voor elke soort procedure
wordt bepaald op basis van de gemiddelde omvang van de bij
het Bureau ingediende memories, behoudens afwijkingen die
door het Bureau worden toegestaan indien de complexiteit van
de zaak zulks rechtvaardigt. De kosten die dat bedrag overschrijden,
kunnen overeenkomstig artikel 70 ten laste komen
van de verliezende partij.
5. De partijen in de nietigverklaringsprocedure kunnen overeenkomen
een andere officiële taal van de Gemeenschap als
proceduretaal te hanteren.
5.1.2002 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 3/23
Artikel 99
Publicatie en inschrijving in het register
1. Alle mededelingen waarvan de publicatie bij deze verordening
of bij de uitvoeringsverordening is voorgeschreven,
worden in alle officiële talen van de Gemeenschap gepubliceerd.
2. Alle inschrijvingen in het register van Gemeenschapsmodellen
geschieden in alle officiële talen van de Gemeenschap.
3. Ingeval van twijfel heeft de tekst in de taal van het Bureau
waarin het Gemeenschapsmodel is aangevraagd, rechtskracht.
Is de aanvrage gesteld in een andere officiële taal van de
Europese Gemeenschap dan een van de talen van het Bureau,
dan heeft de tekst in de door de aanvrager opgegeven tweede
taal rechtskracht.
Artikel 100
Aanvullende bevoegdheden van de voorzitter
Naast de taken en bevoegdheden die de voorzitter van het
Bureau krachtens artikel 119 van de verordening inzake het
Gemeenschapsmerk worden toegekend, kan de voorzitter, na
raadpleging van de Raad van Bestuur en, in het geval van de
verordening betreffende de taksen, het begrotingscomité, voorstellen
bij de Commissie indienen tot wijziging van deze verordening,
de uitvoeringsverordening, de verordening betreffende
de taksen en elk ander voorschrift, in zoverre zij op ingeschreven
Gemeenschapsmodellen van toepassing zijn.
Artikel 101
Aanvullende bevoegdheden van de Raad van Bestuur
Naast zijn bevoegdheden uit hoofde van de verordening inzake
het Gemeenschapsmerk en van andere bepalingen van deze
verordening,
a) bepaalt de Raad van Bestuur overeenkomstig artikel 111, lid
2, vanaf welke datum aanvragen om een ingeschreven
Gemeenschapsmodel kunnen worden ingediend;
b) wordt hij geraadpleegd voordat de richtsnoeren betreffende
het in het Bureau verrichte onderzoek inzake de vormvoorwaarden,
het onderzoek van de gronden voor weigering van
inschrijving en de voor het Bureau gevoerde procedures tot
nietigverklaring worden aangenomen, alsook in de andere in
deze verordening genoemde gevallen.
Afdeling 2
Toepassing van de procedures
Artikel 102
Bevoegdheid
Tot het nemen van beslissingen in verband met de in deze
verordening voorgeschreven procedures zijn bevoegd:
a) de onderzoekers;
b) de afdeling merken-, tekeningen- en modellenadministratie
en juridische aangelegenheden;
c) de nietigheidsafdelingen;
d) de kamers van beroep.
Artikel 103
Onderzoekers
Een onderzoeker is bevoegd om namens het Bureau beslissingen
te nemen over aanvragen om een ingeschreven Gemeenschapsmodel.
Artikel 104
Afdeling merken-, tekeningen- en modellenadministratie
en juridische aangelegenheden
1. De afdeling merkenadministratie en juridische aangelegenheden
waarin wordt voorzien in de verordening inzake het
Gemeenschapsmerk, is voortaan de afdeling merken-, tekeningen-
en modellenadministratie en juridische aangelegenheden.
2. Naast de bevoegdheden die haar zijn verleend uit hoofde
van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk is deze
afdeling bevoegd tot het nemen van de krachtens deze verordening
vereiste beslissingen die niet onder de bevoegdheid van
een onderzoeker of van een nietigheidafdeling vallen. Zij is in
het bijzonder bevoegd te beslissen over in het register op te
nemen gegevens.
Artikel 105
Nietigheidsafdelingen
1. De nietigheidsafdelingen zijn bevoegd om beslissingen te
nemen over vorderingen tot nietigverklaring van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel.
2. Een nietigheidsafdeling bestaat uit drie leden. Ten minste
een van de leden is rechtsgeleerde.
Artikel 106
Kamers van beroep
Naast de bevoegdheden die hun zijn verleend door artikel 131
van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk, zijn de bij
die verordening opgerichte kamers van beroep bevoegd zich uit
te spreken over het beroep dat tegen beslissingen van de onderzoekers,
de nietigheidsafdelingen en de afdeling merken-, tekeningen-
en modellenadministratie en juridische aangelegenheden
ten aanzien van Gemeenschapsmodellen is ingesteld.
TITEL XII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 107
Uitvoeringsverordening
1. De wijze van toepassing van deze verordening wordt
vastgesteld in een uitvoeringsverordening.
L 3/24 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 5.1.2002
2. Naast de in deze verordening genoemde taksen worden
overeenkomstig de uitvoeringsverordening en een verordening
betreffende de taksen, in de volgende gevallen taksen geheven:
a) laattijdige betaling van de inschrijvingstaks;
b) laattijdige betaling van de publicatietaks;
c) laattijdige betaling van de taks voor opschorting van de
publicatie;
d) laattijdige betaling van de bijkomende taksen voor meervoudige
aanvragen;
e) afgifte van duplicaten van het inschrijvingsbewijs;
f) inschrijving van de overgang van een ingeschreven
Gemeenschapsmodel;
g) inschrijving van een licentie of een ander recht inzake een
ingeschreven Gemeenschapsmodel;
h) doorhaling van de inschrijving van licenties en andere
rechten;
i) afgifte van uittreksels uit het register;
j) inzage in de dossiers;
k) afgifte van afschriften van dossierstukken;
l) mededeling van gegevens uit de dossiers;
m) verificatie van de proceskosten die moeten worden vergoed;
n) afgifte van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift.
3. De uitvoeringsverordening en de verordening betreffende
de taksen worden vastgesteld en gewijzigd overeenkomstig de
procedure van artikel 125.
Artikel 108
Reglement van de kamers van beroep
Het reglement van de kamers van beroep is van toepassing op
door die kamers uit hoofde van deze verordening behandelde
beroepen, onverminderd noodzakelijke aanpassingen of toevoegingen
die in overeenstemming met de procedure van artikel
109, lid 2, zijn vastgesteld.
Artikel 109
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de
artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde
termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 110
Overgangsbepaling
1. Totdat op voorstel van de Commissie wijzigingen van
deze verordening van kracht worden, bestaat er geen bescherming
als Gemeenschapsmodel voor een model dat een onderdeel
vormt van een samengesteld voortbrengsel dat in de zin
van artikel 19, lid 1, wordt gebruikt voor de reparatie van dit
samengestelde voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke
kenmerken terug te geven.
2. Het in lid 1 genoemde voorstel van de Commissie wordt
ingediend samen en rekening houdend met eventuele wijzigingen
die de Commissie krachtens artikel 18 van Richtlijn
98/71/EG over deze zelfde kwestie zal voorstellen.
Artikel 111
Inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking op de zestigste dag
volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad
van de Europese Gemeenschappen.
2. Aanvragen om een ingeschreven Gemeenschapsmodel
kunnen vanaf de datum die door de Raad van Bestuur op
advies van de voorzitter van het Bureau is vastgesteld bij het
Bureau worden ingediend.
3. Aanvragen om een ingeschreven Gemeenschapsmodel die
binnen drie maanden vóór de in lid 2 bedoelde datum zijn
ingediend, worden geacht op die datum te zijn ingediend.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke
lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 december 2001.
Voor de Raad
De voorzitter
M. AELVOET
Waarschuwing!
De hierboven weergegeven versie is een momentopname. Zie hiervoor de geldigdheidsdatum bovenaan de regeling.
De regeling kan ondertussen gewijzigd zijn. De meest actuele versie, vandaag geldig, is te vinden op de officiële website van de overheid:
Deze website wordt mogelijk gemaakt door
De RechtenSite.nl - Het juridische startpunt
De belangrijkste wetten per rechtsgebied
Wij hebben per rechtsgebied de belangrijkste wetten in een overzicht gezet, zodat u alles snel online kunt vinden. Ook verdragen, koninklijke besluiten en andere regels vindt u hier.Advocatuur
Arbeidsrecht
Bank- en effechtenrecht
Belastingrecht (Fiscaal recht)
Bestuursrecht
Burgerlijk procesrecht
Consumentenrecht
Europees recht
Faillisementsrecht
Familierecht
Gezondheid en letselschade
Huurrecht
IE (Intellectueel Eigendom)
IT (Informatietechnologie)
Mediarecht en Reclamerecht
Merkenrecht
Milieurecht
Notarieel recht
Octrooirecht
Ondernemingsrecht
Privaatrecht
Privacy en persoonsgegevens
Sociale zekerheid en zorg
Staatsrecht
Strafrecht en strafprocesrecht
Telecommunicatierecht
Vervoersrecht (Transportrecht)
Verzekeringsrecht
Vreemdelingenrecht
Via WettenSite.nl worden dagelijks honderden wetteksten opgezocht. Onder onze bezoekers vallen vele juristen, advocaten, notarissen en meer. Maar ook veel rechtenstudenten, economie-studenten, MER-studenten. Ook burgers en bedrijven als rechtzoekenden vinden ons. Een grote doelgroep. Vraag gerust vrijblijvend naar onze mogelijkheden om te adverteren of om sponsor te worden. Uw banner of advertentie kan op onze website staan. Zie onze pagina over adverteren voor alle opties en meer informatie.
Voor vragen, opmerkingen, aanvullingen, linkruil, sponsoring of suggesties kunt u ons e-mailen op info[at]wettensite.nl