

Bezoek ook onze partner-sites
De RechtenSite.nl JuridischeWoorden.nl JuridischeVacatures.net


Gratis de volledige en complete tekst van Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 28 maart 1995
Hieronder treft u online de volledige tekst aan van:
De Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 28 maart 1995
Tekst van de Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 28 maart 1995
Wilt u graag alle relevante in een overzicht hebben? Bestel dan nu een van de vele wetbundels en beschik direct over alle relevante juridische informatie.
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 28 maart 1995 - Geldig op 0000-00-00
Korte omschrijving: Bron: Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE)
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-1
Benelux-Regelgeving inzake
tekeningen of modellen1
IV Memorie van toelichting bij het Protocol
houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet
inzake tekeningen of modellen van 28 maart 1995
1. Deze tekst is een uitgave verzorgd door het Benelux-Merkenbureau. Hoewel er bij het verzorgen ervan de uiterste zorg
is nagestreefd, kan voor de aanwezigheid van eventuele type- en overschrijffouten of onvolledigheden niet worden
ingestaan. Er kunnen op basis van, of naar aanleiding van deze tekst dan ook geen rechten jegens het Benelux-
Merkenbureau of derden worden geclaimd. De auteur(s), redacteur(en) en het Benelux-Merkenbureau aanvaarden
deswege geen aansprakelijkheid.
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-2
Memorie van toelichting bij het Protocol
houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet
inzake tekeningen of modellen van 28 maart 1995
I. Algemeen
1. Inleiding
Het onderhavige Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake
tekeningen of modellen (BTMW) betreft de volgende onderwerpen:
a. de bestrijding van namaak van door rechten op een tekening of model beschermde
producten;
b. de bevoegdheden van de licentiehouder;
c. invoering van een termijn van respijt van twaalf maanden.
Onderstaand zal in algemene zin op de drie genoemde onderwerpen worden ingegaan.
2. De bestrijding van namaak van door tekeningen- of modellenrecht beschermde
voortbrengselen
De afgelopen jaren is de roep uit de samenleving om de moedwillige namaak van vooral
merkproducten te bestrijden, steeds sterker geworden. Merkhouders spannen zich via kostbare
campagnes in om voor hun producten een exclusief karakter te verwerven. Derden
maken deze producten na en parasiteren daarmee op de inspanningen die de merkhouder
zich heeft getroost. Ook de rechthebbenden op tekeningen en modellen ondervinden in
toenemende mate nadeel van het verschijnsel piraterij. Het betreft hier vooral producten
die door hun trendgevoelige of specifieke vormgeving een toegevoegde waarde hebben
verkregen, waardoor het voor derden aantrekkelijk is deze producten na te maken. Men
kan hierbij denken aan meubels, kleding en huishoudelijke apparatuur.
De problemen die industriële en ambachtelijke ondernemingen ondervinden bij het handhaven
van de rechten op een merk, tekening of model, zijn voor de Regering van het
Koninkrijk der Nederlanden aanleiding geweest een ambtelijke werkgroep in te stellen,
welke tot taak had de problematiek van de piraterij van door industriële eigendomsrechten
beschermde producten te onderzoeken en voorstellen te doen voor maatregelen welke
daartegen door de overheid zouden kunnen worden getroffen. Het rapport van deze werkgroep,
getiteld "Piraterij van producten beschermd door rechten van industriële eigendom"
is in oktober 1985 gepubliceerd door de Staatsuitgeverij te 's-Gravenhage. De aanbevelingen
van de werkgroep hebben geleid tot het wetsvoorstel bestrijding namaakproducten,
Tweede Kamer, 1989-1990, 21 641, nrs. 1 en volgende. De Wet "Bestrijding namaakproducten"
is gepubliceerd in Stb. 1992, 642 en in werking getreden op 1 december 1992.
Daarnaast is overleg tussen de drie Beneluxlanden op gang gekomen over opname van
bepalingen betreffende namaakbestrijding in de Eenvormige Beneluxwet op de merken
(BMW) en in de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen (BTMW). Het
Protocol houdende wijziging van de BMW is inmiddels vastgesteld op 2 december 1992.
Het onderhavige Protocol houdende wijziging van de BTMW bevat dezelfde mogelijkheden
tot bestrijding van namaak als het bovengenoemde wijzigingsprotocol van de BMW.
Het Protocol zal wat betreft de namaakbestrijding leiden tot wijziging van artikel 14 en de
opneming van een nieuw artikel 14bis.
In de eerste plaats krijgt de houder van het uitsluitend recht in artikel 14 de mogelijkheid
naast of in plaats van schadevergoeding een vordering tot het afdragen van onrechtmatig
genoten winst in te stellen. In de tweede plaats krijgt de houder van het uitsluitend recht
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-3
door artikel 14bis de bevoegdheid roerende zaken, waarmee de inbreuk op zijn recht wordt
gemaakt of roerende en onroerende zaken die bij de productie van die inbreukmakende
zaken zijn gebruikt, als zijn eigendom op te vorderen dan wel de vernietiging of onbruikbaarmaking
van deze zaken te vorderen. Tevens kan de houder gelden opvorderen waarvan
aannemelijk is dat zij zijn verkregen als gevolg van de inbreuk. In de derde plaats kan
de houder van het uitsluitend recht vorderen dat de inbreukmaker informatie verstrekt over
de herkomst van de zaken waarmee de inbreuk is gepleegd.
3. De bevoegdheden van de licentiehouder
Het vastgestelde Protocol houdende wijziging van de BMW geeft de merklicentiehouder
in de eerste plaats het recht zich te voegen in door de houder van het uitsluitend recht aangespannen
inbreukprocedures, om rechtstreeks door hem geleden schade vergoed te krijgen
of zich een evenredig deel van de door gedaagde genoten winst toe te laten wijzen
(artikel IID). In de tweede plaats wordt het voor de licentiehouder mogelijk roerende zaken
waarmee inbreuk is gepleegd en zaken die zijn gebruikt bij de productie van de inbreukmakende
zaken, als zijn eigendom op te vorderen. Ook gelden die zijn verkregen als
gevolg van de inbreuk kan hij opvorderen. De licentiehouder kan deze bevoegdheden uitoefenen
mits hij daartoe toestemming heeft verkregen van de houder van het merkrecht
(artikel 13bis, onder 4). In het licht van deze wijzigingen ligt het voor de hand de licentiehouder
van het recht op een tekening of model dezelfde bevoegdheden toe te kennen als de
licentiehouder van een merkrecht. Het gaat hier immers om vergelijkbare rechten.
In de gewijzigde BTMW komt de zelfstandige bevoegdheid om de in de artikelen 14,
onder 2 en 3, en 14bis, onder 1, genoemde vorderingen tot schadevergoeding, afdracht van
door gedaagde genoten winst en opeising van (on)roerende zaken en gelden, in te stellen,
toe aan de licentiehouder als hij daartoe toestemming heeft verkregen van de houder van
het uitsluitend recht.
De wijzigingen in bevoegdheden toekomende aan de licentiehouder, staan in nauw verband
met de nieuwe mogelijkheden om de strijd tegen de namaak van beschermde producten
te verbeteren. De licentiehouder wordt nu immers de gelegenheid gegeven zijn eigen
vorderingen tegen de inbreukmaker in te stellen en binnen zijn eigen licentiegebied zelfstandig
op te treden tegen namaak van beschermde producten.
4. De invoering van een termijn van respijt
Mede onder invloed van internationale ontwikkelingen op het gebied van de bescherming
van tekeningen of modellen en verzoeken van belanghebbenden, hebben de Regeringen
van de drie Beneluxlanden besloten bij de onderhavige wijziging van de BTMW een termijn
van respijt in te voeren. Een termijn van respijt betekent dat de nieuwheid van een
depot van een tekening of model niet wordt aangetast door de bekendheid van de tekening
of het model in de belanghebbende kring van nijverheid of handel binnen een bepaalde
periode voorafgaand aan de datum van een depot of de datum van voorrang. De bekendheid
moet een gevolg zijn van het handelen van de deposant of van een derde die de tekening
of het model aan de deposant heeft ontleend. Een termijn van respijt betekent echter
niet dat door het enkele openbaarmaken er een vermoeden van een recht op het uiterlijk
van het voortbrengsel ontstaat. Het staat derden in principe vrij in de periode tot het depot,
het uiterlijk van het voortbrengsel te gebruiken, zonder dat de toekomstige deposant daar
op grond van de BTMW iets tegen kan ondernemen. Het blijft derhalve zaak voor de ontwerper
om het uiterlijk van het voortbrengsel zo snel mogelijk na de openbaarmaking te
deponeren. Het beginsel van een termijn van respijt vormt slechts een uitzondering op de
in het tekeningen- of modellenrecht gangbare regel dat het uiterlijk van een voortbrengsel
op het moment van deponering niet bekend mag zijn in belanghebbende kringen.
In het voorstel voor een verordening betreffende de juridische bescherming van modellen
van nijverheid van de Europese Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3
december 1993, is in artikel 8 een termijn van respijt van twaalf maanden opgenomen. In
het voorstel voor een richtlijn (artikel 6) is in een bepaling van gelijke strekking voorzien.
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-4
Bij besprekingen over de wijziging van de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende
het internationaal depot van tekeningen of modellen van nijverheid (Trb. 1963, 88) is de
termijn van respijt eveneens ter sprake gekomen. Het Internationaal Bureau van de World
Intellectual Property Organisation (WIPO) achtte deze overeenkomst echter niet de juiste
plaats voor het opnemen van een termijn van respijt, onder andere omdat de Overeenkomst
slechts betrekking heeft op de procedure van het depot en niet op de bescherming van de
tekening of het model. Het Internationaal Bureau pleitte voor opneming van de termijn van
respijt in eerste instantie in nationaal recht en vervolgens in verdragen ter harmonisatie van
het materiële tekeningen- of modellenrecht.
Belanghebbenden, vooral zij die werkzaam zijn in modegevoelige industrieën, hebben de
wens geuit tekeningen of modellen uit te kunnen testen voordat tot deponering wordt overgegaan.
Deze mogelijkheid zou voor de betreffende industrietak tot een aanzienlijke kostenbesparing
kunnen leiden, omdat in dat geval alleen de succesvolle tekeningen of
modellen gedeponeerd hoeven te worden en niet, zoals nu zekerheidshalve gebeurt, ook al
die tekeningen of modellen die wellicht nooit in belangrijke mate commercieel gebruikt
zullen worden door de deposant.
Om te voorkomen dat de nieuwheid van de tekening of het model in bovengenoemd geval
reeds is aangetast voordat wordt gedeponeerd, kan een termijn van respijt of een zogenaamde
tentoonstellingsprioriteit worden ingevoerd. Na overleg tussen de drie Beneluxlanden
is besloten voor een termijn van respijt te kiezen. Naast bovengenoemde
internationale ontwikkelingen hebben de volgende redenen een rol gespeeld bij de keuze.
In de eerste plaats brengt een termijn van respijt geen extra administratieve handelingen
met zich mee. Wordt gekozen voor een tentoonstellingsprioriteit dan dienen de overheden
van de Beneluxlanden tentoonstellingen te erkennen als plaats waar tekeningen of modellen
bekend mogen worden gemaakt zonder dat dit ten koste gaat van de nieuwheid van de
tekening of het model. In de tweede plaats zouden ondernemingen in het geval van een
tentoonstellingsprioriteit gebonden zijn aan bekendmaking op erkende tentoonstellingen.
Een termijn van respijt geeft de ondernemer de vrijheid zijn tekeningen of modellen waar
dan ook uit te testen.
De invoering van een termijn van respijt houdt niet direct verband met de bestrijding van
namaak van door het tekeningen- of modellenrecht beschermde producten. Toch wordt de
invoering van een termijn van respijt in deze wetswijziging opgenomen, omdat deze regel
eenvoudig in de bestaande wet kan worden geïmplementeerd zonder dat verdere aanpassingen
van de wet noodzakelijk zijn. Bovendien is het beginsel van de termijn van respijt
in belanghebbende kringen in de Beneluxlanden niet omstreden.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
A. Artikel 4bis is een nieuwe bepaling in de BTMW en vormt een uitzondering op artikel
4, onder 1, van de BTMW. De bepaling geeft een deposant de mogelijkheid vóór deponering
zijn model of tekening openbaar te maken, zonder daarbij de mogelijkheid van
verkrijging van een modelrecht te verspelen. Door openbaarmaking is immers de kans aanwezig
dat de tekening of het model feitelijk bekend wordt in de belanghebbende kring van
nijverheid of handel van het Beneluxgebied. Deze bekendheid tast de nieuwheid echter
niet aan, indien de bekendmaking van het voortbrengsel geschiedt door de deposant zelf of
door een derde die zijn kennis omtrent het voortbrengsel direct of indirect aan de deposant
heeft ontleend. De derde die het voortbrengsel openbaar maakt, kan dit met toestemming
van de deposant hebben gedaan. De derde kan echter ook een persoon betreffen die tegen
de wil van de deposant kennis omtrent het voortbrengsel heeft verkregen en aldus zonder
toestemming van de deposant het voortbrengsel openbaar maakt. Ook van een dergelijke
openbaarmaking mag de deposant geen nadeel ondervinden.
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-5
De nieuwheid van het gedeponeerde voortbrengsel wordt wel aangetast, indien een derde,
die eenzelfde voortbrengsel onafhankelijk van de deposant heeft ontwikkeld, dit voortbrengsel
vóór de deponering openbaar heeft gemaakt.
Alleen bekendmakingen die plaatsvinden binnen twaalf maanden voorafgaand aan de
datum van depot of de datum van voorrang, vallen onder de uitzondering van deze bepaling.
Het voortbrengsel dat binnen de periode van twaalf maanden bekend is geworden,
moet hetzelfde uiterlijk vertonen als de tekening of het model dat uiteindelijk wordt gedeponeerd
dan wel mag daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen.
B. In de huidige BTMW heeft de licentiehouder geen zelfstandige bevoegdheid om
schadevergoeding te vorderen van een persoon die inbreuk maakt op het uitsluitend recht
van de houder. In de gewijzigde tekst van artikel 13, onder 4, krijgt de licentiehouder de
bevoegdheid zich te voegen in een procedure die de houder van het uitsluitend recht op
grond van artikel 14, onder 2 of 3, heeft aangespannen. De licentiehouder krijgt hierdoor
de mogelijkheid vorderingen tot schadevergoeding en tot het afdragen van een evenredig
deel van de door de inbreukmaker onrechtmatig genoten winst in te stellen. De licentiehouder
krijgt op grond van deze bepalingen echter ook de bevoegdheid geheel zelfstandig
de vorderingen van artikel 14, onder 2 en 3, in te stellen, mits de houder van het uitsluitend
recht hiervoor toestemming aan de licentiehouder heeft verleend.
C. Artikel 14, onder 3, biedt de houder van het uitsluitend recht de mogelijkheid een
vordering tot schadevergoeding en een vordering tot afdracht van onrechtmatig genoten
winst cumulatief in te stellen. De vordering tot winstafdracht kan ook worden ingesteld in
plaats van een vordering tot schadevergoeding. In het geval van een vordering tot schadevergoeding
dient de houder van het uitsluitend recht zijn eigen schade te bewijzen. Dit kan
in de praktijk problemen opleveren daar er gevallen denkbaar zijn dat de houder geen
direct aantoonbare schade heeft. In een dergelijk geval kan het eenvoudiger zijn vast te
stellen welk voordeel de inbreukmaker heeft genoten door zijn onrechtmatig handelen.
Daarbij wordt niet van de houder van het uitsluitend recht gevorderd het genoten voordeel
aan te tonen, want de houder kan tevens vorderen dat de inbreukmaker rekening en verantwoording
aflegt omtrent zijn onrechtmatig genoten voordeel. Deze vordering gaat in het
algemeen verder dan hetgeen in civielrechtelijke procedures is toegestaan. De reden voor
deze afwijking is dat het onredelijk wordt geacht dat de pleger van een moedwillige
inbreuk ondanks een rechterlijke veroordeling baat trekt uit zijn onrechtmatig handelen.
De rechter dient de vordering van de houder tot het afdragen van de onrechtmatig genoten
winst af te wijzen, indien de inbreuk niet te kwader trouw heeft plaatsgevonden of de
omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
Bij het indienen van zowel een vordering tot schadevergoeding als een vordering tot
afdracht van onrechtmatig genoten winst, is het ter beoordeling van de rechter in welke
mate hij de vorderingen zal toewijzen.
De houder van het uitsluitend recht kan volgens artikel 14, onder 4, namens de licentiehouder
een vordering tot schadevergoeding en/of een vordering tot het afdragen van genoten
winst instellen. Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheid van de licentiehouder om zich
op grond van artikel 13, onder 4, in een procedure te voegen of zelfstandig een procedure
op te starten.
D. Om de positie van de houder van een uitsluitend recht ten opzichte van de moedwillige
inbreukmaker verder te versterken, zijn in artikel 14bis enkele rechtsmiddelen opgenomen
die de houder in staat stellen zaken en gelden die verband houden met de inbreuk
op te vorderen, zaken te vernietigen of onbruikbaar te maken.
In artikel 14bis, onder 1, wordt de houder in de eerste plaats de mogelijkheid geboden roerende
zaken waarmee inbreuk wordt gepleegd als zijn eigendom op te vorderen. Door deze
vorderingen tezamen met vorderingen tot beslaglegging in te stellen, kan worden voorkomen
dat inbreukmakende zaken in het verkeer worden gebracht. De opvordering van
inbreukmakende zaken is beperkt tot roerende zaken. De kans dat onroerende zaken na een
geconstateerde inbreuk in het verkeer gebracht worden, is te verwaarlozen. In de tweede
plaats kan de houder zaken als zijn eigendom opvorderen die gebruikt zijn bij de productie
van de inbreukmakende zaken. De houder van het uitsluitend recht kan op deze manier
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-6
voorkomen dat de inbreukmaker voortgaat met de vervaardiging van inbreukmakende
zaken. De vordering betreffende de productiemiddelen kan zowel betrekking hebben op
roerende als onroerende zaken.
In de derde plaats zal de houder van het uitsluitend recht gelden op kunnen vorderen,
waarvan aannemelijk is dat zij als gevolg van de inbreuk zijn verkregen. Bij de beoordeling
van deze vordering zal de rechter naar verwachting rekening houden met hetgeen de
houder reeds heeft gevorderd op grond van artikel 14, onder 2 en 3.
Vorderingen die worden ingesteld op grond van artikel 14bis, onder 1, worden afgewezen
indien niet te kwader trouw inbreuk is gemaakt op het uitsluitend recht op een tekening of
model. De ingrijpende rechtsmiddelen van artikel 14bis, onder 1, zijn in dergelijke gevallen
niet te rechtvaardigen.
De vorderingen die de houder op grond van artikel 14bis, onder 1, kan instellen, zullen in
de meeste gevallen worden gecombineerd met het nationale beslagrecht, waarnaar in artikel
14bis, onder 2, wordt verwezen, omdat pas door de te volgen beslagleggingsprocedure
de zaken en gelden in eigendom van de houder van het uitsluitend recht of de licentiehouder
terecht zullen komen. Nationaal recht is van toepassing daar er in de Benelux op dit
gebied geen uniform recht bestaat.
Artikel 14bis, onder 3, geeft de rechter de mogelijkheid om aan het bevel tot afgifte op
grond van artikel 14bis, onder 1, de voorwaarde te verbinden dat de eiser een bepaalde vergoeding
betaalt. Deze bepaling stelt de rechter in staat om in voorkomende gevallen een
onredelijke bevoordeling van de eiser en benadeling van de gedaagde te corrigeren. Van
onredelijkheid zou sprake kunnen zijn in het geval dat de waarde van de af te geven zaken
onevenredig hoog is in verhouding tot het belang van de eiser bij de afgifte ervan.
De inhoud van artikel 14bis, onder 4, geeft de licentiehouder de mogelijkheid zelfstandig
een procedure te starten. De licentiehouder kan in deze procedure de in artikel 14bis, onder
1, genoemde vorderingen tegen een inbreukmaker instellen voor zover deze vorderingen
strekken tot bescherming van rechten waarvan de uitoefening hem bij licentieovereenkomst
is toegestaan. Voordat de licentiehouder zelfstandig kan optreden, dient hij daartoe
toestemming van de houder van het uitsluitend recht te hebben verkregen.
Artikel 14bis, onder 5, is bedoeld om de houder van het uitsluitend recht in staat te stellen
eerdere schakels in de keten van productie en distributie van inbreukmakende zaken te
achterhalen. Een meer effectieve namaakbestrijding zal hierdoor mogelijk worden. De
houder kan vorderen dat een inbreukmaker al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst
van de zaken waarmee inbreuk werd gepleegd, bekend te maken en alle daarop betrekking
hebbende gegevens te verstrekken.
Artikel II
Door opneming van deze overgangsbepaling in het Protocol blijft de werking van artikel
4bis van de Eenvormige wet beperkt tot voortbrengselen die nà de inwerkingtreding van
het Protocol feitelijk bekend zijn geworden in de belanghebbende kring van nijverheid of
handel van het Beneluxgebied. Voor de inwerkingtreding van het Protocol leidde de feitelijke
bekendheid van het uiterlijk van een voortbrengsel, voorafgaand aan deponering
daarvan, er toe dat dit latere depot aantastbaar was wegens het ontbreken van nieuwheid.
Er zou een situatie van rechtsonzekerheid ontstaan als een derde die zijn kennis omtrent
het voortbrengsel aan de latere deposant heeft ontleend, plotsklaps na de inwerkingtreding
van het Protocol geconfronteerd zou kunnen worden met een modelrecht, terwijl hij zich
reeds moeite heeft getroost om het voortbrengsel op de markt te brengen. De derde mocht
immers in de veronderstelling verkeren dat het uiterlijk van het voortbrengsel zich door de
openbaarmaking in het publiek domein bevond. Het is daarom onwenselijk als vanaf het
moment van inwerkingtreding van het Protocol een beroep mogelijk zou zijn op artikel
4bis van de Eenvormige wet voor voortbrengselen die vóór de inwerkingtreding van het
Protocol feitelijk bekend zijn geworden. Om een periode van rechtsonzekerheid te vermijden,
is onderhavige bepaling opgenomen.
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-7
Artikel III
Teneinde elk misverstand te vermijden, bevestigt artikel III de bevoegdheid van het Benelux-
Gerechtshof voor de uitlegging van de Eenvormige wet zoals gewijzigd door het Protocol.
Artikelen IV en V
Deze artikelen spreken voor zich.
Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen
Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van
28 maart 1995
IV-8
Waarschuwing!
De hierboven weergegeven versie is een momentopname. Zie hiervoor de geldigdheidsdatum bovenaan de regeling.
De regeling kan ondertussen gewijzigd zijn. De meest actuele versie, vandaag geldig, is te vinden op de officiele website van de overheid: Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 28 maart 1995

Deze website wordt mogelijk gemaakt door
De RechtenSite.nl - Het juridische startpunt

De belangrijkste wetten per rechtsgebied
Wij hebben per rechtsgebied de belangrijkste wetten in een overzicht gezet, zodat u alles snel online kunt vinden. Ook verdragen, koninklijke besluiten en andere regels vindt u hier.Advocatuur
Arbeidsrecht
Bank- en effechtenrecht
Belastingrecht (Fiscaal recht)
Bestuursrecht
Burgerlijk procesrecht
Consumentenrecht
Europees recht
Faillisementsrecht
Familierecht
Gezondheid en letselschade
Huurrecht
IE (Intellectueel Eigendom)
IT (Informatietechnologie)
Mediarecht en Reclamerecht
Merkenrecht
Milieurecht
Notarieel recht
Octrooirecht
Ondernemingsrecht
Privaatrecht
Privacy en persoonsgegevens
Sociale zekerheid en zorg
Staatsrecht
Strafrecht en strafprocesrecht
Telecommunicatierecht
Vervoersrecht (Transportrecht)
Verzekeringsrecht
Vreemdelingenrecht

Via WettenSite.nl worden dagelijks honderden wetteksten opgezocht. Onder onze bezoekers vallen vele juristen, advocaten, notarissen en meer. Maar ook veel rechtenstudenten, economie-studenten, MER-studenten. Ook burgers en bedrijven als rechtzoekenden vinden ons. Een grote doelgroep. Vraag gerust vrijblijvend naar onze mogelijkheden om te adverteren of om sponsor te worden. Uw banner of advertentie kan op onze website staan. Zie onze pagina over adverteren voor alle opties en meer informatie.

Voor vragen, opmerkingen, aanvullingen, linkruil, sponsoring of suggesties kunt u ons e-mailen op info[at]wettensite.nl